STAP 5 - Handige menuopties
■
Toegang tot het gebeurtenislog
Vanaf de HOOFDPAGINA van de Gebruikersinterface:
Druk op 1 – ANALYSEREN, selecteer dan de
1.
optie 8, LOG. Alternatief:
Druk op 3 – LOG bekijken.
2.
Gebruik het alfanumerieke toetsenpaneel om de
3.
visualisatie van de filters te selecteren:
Optie 1: Alleen alarmgebeurtenissen;
Optie 2: Alleen alarmgebeurtenissen vooraf
Optie 3: Alleen waarschuwingsgebeurtenissen
Optie 4: Alleen testgebeurtenissen
Optie 5: Alleen storingsgebeurtenissen
Optie 6: Alleen herstelgebeurtenissen
Optie 7: Alleen generieke gebeurtenissen.
Met deze selectie kunnen slechts bepaalde typen
gebeurtenissen worden geobserveerd, bijvoorbeeld
na een Looptest, de testgebeurtenissen.
Druk op de pijltoetsen RECHTS en LINKS om
4.
door de gegevensblokken te bladeren en deze
weer te geven.
Druk op de pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG om
5.
door de gebeurtenissen te bladeren.
■
Controlescherm voor de lus
Vanaf de HOOFDPAGINA van de Gebruikersinterface:
Druk op 1 – ANALYSEREN.
1.
Selecteer de optie: 1, LUS.
2.
Druk op de pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG om
3.
de weer te geven lus te selecteren. Het paneel
controleert beide zijden van de lus vóór weergave
hoe punten worden geconfigureerd.
Druk op de ESC toets om terug te keren naar de
4.
HOOFDPAGINA.
■
Apparaatstatus bekijken
Vanaf de HOOFDPAGINA van de Gebruikersinterface:
Druk op 1 – ANALYSEREN.
1.
Selecteer de optie: 2, APPARAAT.
2.
Druk op de pijltoetsen RECHTS en LINKS om
3.
door de weer te geven lus te bladeren en druk op
de ENTER-toets om de lus te selecteren.
Druk op de ENTER-toets om alle apparaten te
4.
bekijken.
Druk op de pijltoets RECHTS om het volgende
5.
apparaat te selecteren, en op de pijltoets LINKS
om het vorige apparaat te selecteren.
50
FIRECLASS Adresseerbare brandmeldcentrale
Druk op de ESC toets om terug te keren naar de
6.
HOOFDPAGINA.
■
Punten uitschakelen
Vanaf de HOOFDPAGINA van de Gebruikersinterface:
Druk op 2 – UITSCHAKELEN.
1.
Het paneel vraagt de gebruiker om een wacht-
2.
woord; de standaard gebruikerspincode is 11111:
elk cijfer wordt verborgen met een * (sterretje).
Druk op de ENTER-toets.
3.
Druk op optie 2 – APPARAAT.
4.
Druk op de pijltoetsen RECHTS en LINKS om
5.
door de apparaatlus te bladeren om een apparaat
uit te schakelen. Druk vervolgens op de ENTER-
toets.
Druk op de pijltoets RECHTS om het volgende
6.
beschikbare apparaat te selecteren en op de pijl-
toets LINKS om het vorige beschikbare apparaat
te selecteren. Druk vervolgens op de ENTER-
toets om het geselecteerde apparaat te accepte-
ren.
Druk op de ENTER-toets om het uitschakelver-
7.
zoek te accepteren of op de ESC-toets om de
procedure te beëindigen.
■
Alarmgevers uitschakelen
Vanaf de HOOFDPAGINA van de Gebruikersinterface:
Druk op optie 2 – UITSCHAKELEN.
1.
Het paneel vraagt de gebruiker om een wacht-
2.
woord; de standaard gebruikerspincode is 11111:
elk cijfer wordt verborgen met een * (sterretje).
Druk op de ENTER-toets.
3.
Druk op optie 4 – UITVOER.
4.
Druk op de pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG om
5.
door het type Uitgangen om uit te schakelen te
bladeren of voer het SC-nummer in (alarmgever)
en druk vervolgens op de ENTER-toets.
Als de alarmgever is uitgeschakeld vraagt het
6.
paneel of u het wilt inschakelen of vice versa.
Druk vervolgens op de ENTER-toets om te beve-
stigen.
FC501