REINIGINGS- EN ONDERHOUDSTIPS
Dit artikel heeft geregeld onderhoud nodig. Reiniging en on-
derhoud mogen alleen door een volwassene worden gedaan.
REINIGEN
De stof van de wandelwagen kan niet verwijderd worden. Rei-
nig de stoffen delen met een vochtig doekje en neutrale zeep
en raadpleeg het etiket voor de samenstelling van het product.
Vervolgens worden de wassymbolen met hun betekenis weer-
gegeven:
Met koud water met de hand wassen
Niet bleken
30° C
Niet in de droogtrommel drogen
Niet strijken
Niet chemisch laten reinigen
Reinig de kunststof delen regelmatig met een vochtige doek.
Na eventuele aanraking met water moeten de metalen delen
afgedroogd worden om roestvorming te voorkomen.
De modellen met matras reinigt u volgens de aanwijzingen ver-
meld op het onderhoudsetiket.
ONDERHOUD
Smeer de bewegende delen indien nodig met droge siliconenolie.
Controleer periodiek de slijtagestaat van de wielen en houd ze vrij
van stof en zand. Verzeker je ervan dat de kunststof delen, die over
de metalen buizen lopen, vrij zijn van stof, vuil en zand om wrijving
te voorkomen, wat de goede werking van de wandelwagen kan
schaden. Berg de wandelwagen op een droge plaats op.
LIJST MET ONDERDELEN
Controleer of u alle onderdelen voor dit model heeft, voordat
u het product in elkaar zet. Het kan zijn dat de vervolgens be-
schreven accessoires bij enkele uitvoeringen van het product
niet aanwezig zijn. Als er onderdelen mochten ontbreken, ge-
lieve u tot de Chicco Klantenservice te wenden.
Er is geen gereedschap nodig om het product te monteren.
Om het product te monteren, heeft u de volgende onderdelen
nodig:
1 wandelwagen
1 kap
2 zwenkende voorwielen
1 regenhoes
1 boodschappenmand
1 voetenzak (79256)
1 stootbeugel (79258)
DE VOORWIELEN MONTEREN
1. Doe de voorwielvergrendeling op de wandelwagen, tot u de klik
ter vergrendeling hoort (zie fig. 1). Herhaal deze handeling bij
de andere wielvergrendeling.
LET OP: verzeker u er voor het gebruik van dat de wielvergrendelin-
gen goed zijn bevestigd.
OPENEN
LET OP: let er bij deze handeling op dat het kind en eventuele
andere kinderen zich op een veilige afstand bevinden. Om geen
enkele reden mogen de bewegende delen van de wandelwagen
in aanraking komen met het lichaam van het kind.
2. Haal de wandelwagen uit de doos en houd hem verti- caal met
de wielen naar voren (fig. 2).
3. Open de sluitingshaak en duw het voorste gedeelte van de
wandelwagen naar voren (fig. 3).
4. Duw de achterste kruiskoppeling met de voet omlaag en ver-
zeker u ervan dat de wandelwagen helemaal geopend is (fig.
4).
VEILIGHEIDSGORDELS
5. De wandelwagen is uitgerust met een veiligheidssysteem met
vijf verankeringspunten, bestaande uit twee schoudergordels,
een buikgordel en een tussenbeenstuk met veiligheidsgesp,
die voorkomt dat het kind hem per ongeluk kan openen (fig.
5A).
LET OP: Doe de veiligheidsgordels altijd om. Na de gespen te
hebben vastgemaakt, regelt u de lengte van de gordels, om deze
aan het kind aan te passen. Gebruik de veiligheidsgordels boven-
dien altijd samen met het tus- senbeenstuk.
DE RUGLEUNING AFSTELLEN
6. De rugleuning kan op 5 standen worden afgesteld.
LET OP: controleer dat de rugleuning goed vastzit. Met het ge-
wicht van het kind kunnen deze handelingen moe- ilijker zijn.
Verzeker u er bij de regelhandelingen van dat de beweg- ende
delen van de wandelwagen niet in aanraking komen met het li-
chaam van het kind.
7. Door de knop op de rugleuning van de wandelwagen omhoog
te halen, kan de schuine stand ervan worden afgesteld. Door
de knop los te laten, wordt de rugleuning op de dichtstbijzijnde
stand vastgezet (fig. 7).
8. Om de rugleuning omhoog te zetten, duwt u hem tot de ge-
wenste stand omhoog (fig. 8).
DE BEENSTEUN/VOETENSTEUN AFSTELLEN
9. De beensteun/voetensteun van de wandelwagen kan voor
meer comfort van het kind op 2 standen worden afgesteld.
Gebruik de twee knoppen aan de zijkanten tegelijkertijd om
de beensteun/voetensteun op de gewenste stand af te stel-
len (fig. 9).
REMMEN
De achterwielen zijn uitgerust met samenwerkende rem- men,
waardoor met één enkel pedaal tegelijkertijd beide achterwiel-
koppels worden geremd.
10. Om de wandelwagen te remmen, drukt u de hendel tussen
de achterwielen omlaag (fig. 10).
11. Om het remsysteem te deblokkeren, duwt u één van de twee
hendels in het midden van de achterwielen omhoog (fig. 11).
LET OP: Gebruik altijd de rem als u stopt. Laat de wandel- wagen
nooit met het kind erin op een helling staan, ook al zijn de rem-
men geactiveerd.
LET OP: Na de remhendel te hebben aangetrokken, verze- kert u
zich ervan dat de remmen goed op de achterwiel- groepen ge-
plaatst zijn.
ZWENKENDE VOORWIELEN
12. Gebruik de vrije wielen op een effen oppervlak. Om de wie-
len vrij te maken, haalt u de hendel tussen de twee wielen
omlaag (fig. 12).
24