Metabo SK 200 MA Instrucciones De Servicio página 33

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles

Idiomas disponibles

4.0 Aanwijzingen over het lassen zelf
Vanwege het grote onderscheid en de veelzijdigheid van de voor het lassen belangrijke punten bij de verschillende
elektrodentypen, wordt hier alleen over de gebruikelijke elektroden voor normaal bouwstaal, de rutil respectieve rutil/
cellulose -elektrode, gesproken.
Als u een keer andere elektroden moet lassen, kunt u bij de fabrikant van de elektroden aanwijzingen voor het verwerken
van de speciale elektroden verkrijgen.
Een proeflas kunt het beste op een oefenstuk maken. Het bij dit oefenstuk behorende elektroden Ø en de juiste
stroomsterke kiest u volgens tabel 1. Het bevestigen van de massakabel en het inspannen van de elektroden voert u
uit zoals bij aanvang beschreven. Nu houdt u de elektrode ca. 2 cm boven het aanvangspunt van uw lasnaad en plaats
de laskap voor uw gezicht. De elektrode kort over het werkstuk aanstrijken. Door het beschermglas van de laskap let
u op de lichtboog. De afstand van de elektrode tot het werkstuk moet ca. 1 tot 1,5 maal de elektrode Ø bedragen.
De juiste lichtboog is zeer belangrijk, omdat bij een te korte of een te lange lichtboog de stroom en de spanning
veranderen. Bij een te lage lasspanning is de inbranding te gering. Een te hoge of een te lage lasstroom heeft een slechte
lasnaad tot gevolg. Bij een te lange lichtboog smelt de grondstof niet genoeg, er ontstaat te veel gespetter en de
atmosfeer kan met zijn schadelijke stoffen zoals waterstof en stikstof bij het smeltbad komen. Voor een goede lasnaad
is ook de juiste hoek van de elektrode ten op zichte van het werkstuk van wezenlijk belang. De hoek moet ongeveer
70 tot 80° van de normale lasrichting bedragen. Bij een te scherpe hoek loopt de slak onder het smeltbad en bij een
te rechte hoek slaat en spettert de lichtboog, wat in beide gevallen een poreuze lasnaad tot gevolg heeft (zie afbeelding
5 tot 7).
fout
lasrichting
(afb. 5)
De lasser moet er op letten, dat de lichtboog altijd gelijk van lengte blijft, dat wil zeggen, dat bij het afbranden van de
elektrode door de lichtboog ook de afstand tot het werkstuk gelijkblijft door het dichterbij brengen van de elektrode.
Tegelijkertijd moet hij er ook op letten dat het smeltbad gelijkmatig inbrand en dezelfde breedte behoud. Er wordt altijd
van links naar rechts gelast (slepend).
Als u het einde van de lasnaad bereikt mag de elektrode niet naar boven of naar voren weggetrokken worden, daardoor
ontstaat een ongewilde poreuze eindkrater, de lasnaad zal zwakker worden. De betere manier is, om de elektrode aan
het einde van de lasnaad even kort vast te houden, om het vervolgens met een boogje over de lasnaad weg te halen.
fout
(afb. 8)
De slakken mogen pas van de lasnaad afgehaald worden als deze zover is afgekoeld dat deze niet meer gloeit. Als de
lasnaad op een onderbroken lasnaad voortgezet moet worden, dan moeten eerst de slakken op de aanvangsplaats
verwijderd worden. Dan wordt de lichtboog in de naadvoeg of op de reeds aanwezige naad zoals reeds eerder
beschreven, onstoken en naar de aanvangsplaats toegevoerd, waar de aanzet goed gesmolten moet worden voordat
er verder gelast kan worden.
fout
boog te lang
(afb. 3)
fout
lasrichting
> 80°
goed
ca. 1 - 1,5 x de elektrode-ø
(afb. 4)
< 70°
(afb. 6)
goed
lasrichting
(afb. 7)
goed
(afb. 9)
70-80°

Publicidad

Capítulos

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Sk 230 maSk 260 maSb 200 maSb 230 t maSb 260 t ma

Tabla de contenido