Schoonspuiten met reinigings-
vloeistof
Gebruik alléén reinigingsvloeistoffen die
speciaal voor gebruik met hogedrukreini-
gers vervaardigd zijn. Deze vloeistoffen
zijn voordelig in het gebruik en ontzien
het te reinigen voorwerp en de hogedruk-
reiniger.
1.
Breng de slang van de toevoer met
het reinigingsvloeistoffilter (2.34)
aan in het reservoir met reinigings-
Oliepeil
Controleer regelmatig het oliepeil op het
oliepeilglas. Het oliepeil dient op de
"max"-streep te staan. Het oliepeil kan
alleen gecontroleerd worden als de
reiniger buiten bedrijf is (Raadpleeg de
technische gegevens voor olietypen)
Gelekte olie/water wordt opgevangen in
het lekoliereservoir (3.2). Het lekoliereser-
voir kan naar behoefte geleegd worden
door het deksel (2.36) er af te schroeven.
Olie verversen
De olie in de pomp moet na maximaal
300 bedrijfsuren of minstens een keer per
jaar ververst worden. Wordt er water in de
pompolie gekonstateerd, dan moet de
verontreinigde olie worden ververst (soort
olie: zie technische gegevens).
.
Waterfilter
Maak het waterfilter naar behoefte
schoon. Demonteer eerst de watertoe-
voerslang en daarna het waterfilter.
Brandstoffilter
Wanneer er water in het brandstoffilter
(2.13) wordt geconstateerd, moet de
brandstoffilter en de brandstoftank (2.11)
geleegd en schoongemaakt worden. De
brandstoftank kan geleegd worden via de
bodemplug.
Turbo Laser
Maak het filter van de Turbo Laserlans
(2.7) geregeld schoon. Het filter is in de
aansluiting van het drukregelhandvat
gemonteerd en vangt kleine deeltjes kalk
en zand op, zodat deze niet in de Turbo
Laser kunnen doordringen waardoor over-
matige slijtage, lekkage of - in het ergste
geval - bedrijfsstoringen voorkomen wor-
den.
Het kan noodzakelijk zijn het filter te ver-
nieuwen. Steek een schroevendraaier
o.i.d. door het filter, waarna dit er uitge-
trokken kan worden. Monter een 0-ring op
het nieuwe filter en druk deze in de aan-
sluiting van de Turbo Laserlans. Let erop
dat het filter met het grootste aansluitings-
oppervlak in de richting van de Turbo
Laserkop wordt gemonteerd.
Bij controle of vernieuwing van onderde-
len in de Turbo Laser, moeten de metalen
delen bespoten worden met "Pronto
Universal", "Servisol", "Caramba" of een
gelijkwaardig produkt met de volgende
vloeistof. Controleer of het filter in
de reinigingsvloeistof is onderge-
dompeld.
2.
De gewenste hoeveelheid reini-
gingsvloeistof kan geregeld worden
met de reinigingsvloeistofinjektor
(2.29).
Na gebruik van reinigingsvloeistof dient u
de pomp door te spoelen, door hem te
laten draaien terwijl het filter in schoon
ONDERHOUD
eigenschappen:
a.
Vochtverdringend
b.
Roestbeschermend
c.
Smerend en reinigend
Wij bevelen dezelfde behandeling aan bij
langdurige perioden van stilstand.
Beveiliging tegen vorst
U kunt de hogedrukreiniger het best
tegen vorst beveiligen, door de machine
in een vorstvrije ruimte te plaatsen. Is dit
niet mogelijk dan kan de hogedrukreiniger
op de volgende manier tegen vorst bevei-
ligd worden:
Tap de ketelmantel (4.2) en het waterre-
servoir af via de bodemplug. Draai de
bodemplug weer vast en giet hierna 5
liter antivries in het waterreservoir 2.23).
Start de hogedrukreiniger, activeer het
pistool en laat de machine draaien met
open drukregelhandvat, tot er antivries uit
de sproeiers (2.1 en 2.2) komt. Laat de
trekker een paar keer los, zodat de anti-
vries ook in het circulatiesysteem door-
dringt. Indien uw machine uitgerust is met
een stoommogelijkheid, zet deze stoom-
mogelijkheid ann en herhaal de procedu-
re om het stoomsysteem te beschermen.
De antivries kan opgevangen en opnieuw
gebruikt worden.
Antikalk
Om kalkafzetting en verstopping van pij-
pen, slangen en sproeiers te voorkomen,
wordt er Antikalk aan het water toege-
voegd. Schenk Antikalk in het hiervoor
bestemde reservoir (3.1). Het indikatiel-
ampje voor Antikalk (5.1) geeft aan, wan-
neer er bijgevuld moet worden.
Ontkalken
Ook al is de hogedrukreiniger voorzien
van een waterverzachtingsinstallatie, die
antikalk aan het water toevoegt, wordt
aanbevolen om de machine geregeld te
ontkalken. Het ontkalken is eveneens ver-
eist bij drukstijgingen van 5 bar of meer.
1.
Breng het reinigingsvloeistoffilter
aan in een reservoir met ketelsteen-
zuur.
2.
Demonteer de lans tussen het pis-
tool (2.29).
3.
Start de hogedrukreiniger
(start/stopknop op "1") en laat deze
water ondergedompeld is.
NB! Als er geen reinigingsvloeistof
gebruikt wordt, dient het ventiel (2.29) op
"0" gezet te worden, om het inzuigen van
valse lucht via de pomp te voorkomen.
± 1 minuut draaien.
4.
Laat de trekker op het pistool (2.29)
enige malen los zodat het circula-
tiesysteem ook ontkalkt wordt.
5.
Stop de reiniger en laat het ketel-
steenzuur 5 minuten inwerken.
6.
Start de reiniger opnieuw.
Als de druk hierna nog steeds hoger is
dan de bedrijfsdruk, dient het proces her-
haald te worden. Na het ontkalken moet
de installatie met schoon water worden
doorgespoeld om ketelsteenzuur en kalk-
resten te verwijderen. Laat ook hier de
trekker op het pistool enige malen los,
zodat het circulatiesysteem ook schoon-
gespoeld wordt. Denk eraan dat het reini-
gingsvloeistofsysteem ook doorgespoeld
wordt (dompel het filter in een emmer met
schoon water). Hierna is de reiniger weer
klaar voor gebruik.
WAARSCHUWING Ketelsteenzuur is een
bijtende stof!! Gebruik daarom passende
bescherming voor handen, gezicht enz.
Schoonmaken
Houd de hogedrukreiniger altijd schoon.
Hierdoor kunt u de levensduur en de
functie van de verschillende onderdelen
aanmerkelijk verlengen.
Demonteren/destructie
Alle vervangen onderdelen zoals brand-
stoffilters, waterfilters, zandfilters en Turbo
Laserfilters, alsmede verontreinigde olie,
brandstof, antivries en ketelsteenzuur die-
nen bij een lokale, goedgekeurde instan-
tie/instelling ingeleverd te worden om op
verantwoorde wijze gestort/vernietigd te
worden.
Wanneer de hogerukreiniger niet langer
gebruikt moet worden, wordt hij geleegd
van reinigingsmiddel en eveneens pomp-
en startolie, die volgens bovenstaande
ingeleverd wordt. De hogedrukreiniger
wordt eveneens ingeleverd bij een plaat-
selijk goedgekeurd instelling voor
destructie.
Eventuele onderdelen die tijdens een ser-
vicebezoek vervangen zijn, kunnen aan
het servicepersoneel gegeven worden en
zullen door hen bij een bevoegde instel-
ling afgegeven worden.
55