Würth 0715 53 790 Instrucciones De Uso página 21


Zorg ervoor dat de meetkop plat ligt. Als bij de nulplaat of bij uw substraat de weergegeven meetwaarde buiten de
meetnauwkeurigheid ligt, dient u een nulinstelling uit te voeren; dit gaat als volgt:
Zet de sonde op de nulplaat/het substraat en druk kort op de apparaatknop. De display geeft een controlegetal weer en
er klinkt een geluidssignaal. Daarna het apparaat minstens 10 cm optillen. Opnieuw wordt een controlegetal weergege­
ven en klinkt het geluidssignaal. Hiermee is de nulinstelling voltooid.
Bij herhalingsmetingen op hetzelfde punt wordt er niet noodzakelijk 0 µm weergegeven, omdat bijv. ruwheid of vuil
meetschommelingen veroorzaken.
Hantering
De meetkop plat op het te meten punt leggen. Zorg ervoor dat het ringvormige contactvlak rond de meetsonde overal
contact maakt met het meetpunt. Houd het apparaat vast aan de handgreep­uithollingen bij de meetkop om kantelen te
voorkomen. Er klinkt een geluidssignaal en de meetwaarde wordt weergegeven op de display. Samen met de meetwaarde
krijgt u bovendien informatie met welke sonde (Fe of NFe) het apparaat heeft gemeten. Vooral bij gebruik van de dubbele
sonde is dit belangrijk.
Bij nulinstelling op een niet­metalen substraat of bij onjuiste hantering wordt de melding „Zero Reference Error" (= nulinstel­
lingsfout) weergegeven. Metingen die buiten het meetbereik van de sonde vallen, worden gemeld met „INFI" (infinite =
oneindig).
Het apparaat schakelt automatisch in wanneer de sonde wordt neergezet; na ongeveer 30 seconden niet gebruikt te zijn,
schakelt het automatisch uit. Voor metingen aan stangen, buizen enz. is de V­sleuf bij de meetkop behulpzaam.
Instelling van meetmodus en meeteenheid (µm of mil)
Door indrukken van de bedieningsknop bij een ingeschakeld, niet­aangebracht apparaat, worden de mogelijke meetmodi
en ‚UNIT' weergegeven. De actuele meetmodus wordt gemarkeerd aangegeven op de display. Door indrukken van de
bedieningsknop wordt er omgeschakeld naar de volgende meetmodus. Deze wordt geactiveerd wanneer de knop ca.
2 seconden niet meer wordt ingedrukt. Als ‚UNIT' is gemarkeerd en er daarna niets meer wordt gedaan, wordt
een menu met ‚µm' en ‚mil' geopend waarin de ingestelde meeteenheid is gemarkeerd. Door op de knop te drukken, kunt
u de andere eenheid selecteren.
Metingen met de dubbele sonde
Het apparaat biedt verschillende mogelijkheden om de meetmodus te selecteren. De meetmodus kan worden geselecteerd
door bij ingeschakeld apparaat op de bedieningsknop te drukken, zoals hierboven is beschreven.
Fe­ of NFe­modus:
Bij toepassingen waarbij het substraat eenduidig is geselecteerd, kan de Fe­ of de NFe­modus vast worden ingesteld. De
momenteel gebruikte meetmodus wordt aan de linkerrand weergegeven.
Fe/NFe­modus:
Bij een voortdurende afwisseling van staalsubstraten en niet­ijzeren substraten kan de modus Fe/NFe worden geactiveerd.
Bij deze modus, die op de display wordt aangegeven door twee ronde pijlen, werkt het apparaat halfautomatisch. Bij een
substraatwisseling verschijnt een melding die wijst op de wisseling en die aangeeft dat voor een nieuwe meting het
apparaat opnieuw moet worden opgetild en neergezet.
Neem in acht dat het met de NFe­meetprocedure mogelijk is om een meting uit te voeren op een ferromagnetische
ondergrond (bijv. ijzer, staal). Wegens de magnetische eigenschappen van het substraat is de weergegeven waarde
echter niet correct. Controleer daarom eventueel bij gebruik van de NFe­meetprocedure of het substraat niet ferromagne­
tisch is, bijvoorbeeld door een aanvullende controlemeting met de Fe­meetprocedure.
Bij toepassing van de NFe­meetprocedure kan het gebeuren dat bij meting op de meegeleverde Fe­nulplaat de melding
INFI of een getal wordt weergegeven. Dit is niet beïnvloedbaar en vormt evenmin een kwaliteitsgebrek.
Als u van mening bent dat ondanks de nulinstelling de meetresultaten niet plausibel zijn (er treden op de meegeleverde
platen bijv. geen nul­resultaten op), dient u de automatische modusomschakeling uit te schakelen en in beide modi een
nulinstelling op de meegeleverde platen uit te voeren.
21