c.
Boor een gat naar buiten waar de leidingen kunnen worden doorgevoerd. Zie hoofdstuk 7.2.
d.
Hang het binnendeel, met de aan de achterzijde aanwezige haken, op de bovenste haken van de
installatieplaat en controleer of de unit stevig vast zit. Klik de onderste haken nog niet vast.
G
LET OP
Bij een uitloop van de leidingen naar rechtsachter dienen de leidingen, gelijktijdig met het
ophangen van het binnendeel, door het geboorde gat gevoerd te worden.
e.
Voer de leidingen, de stroomkabel en de condenswaterslang door het gat in de wand.
G
TIP
Het leidingwerk, de stroomkabel en de condenswaterslang kunnen gemakkelijker worden
aangebracht door de binnenunit aan de onderzijde ongeveer 5 cm van de wand af te trekken en
deze ruimte tijdelijk op te vullen met een opvulmateriaal zodat de unit niet tegen de wand terug
zakt zie afbeelding 3.
f.
Sluit de koudemiddelleidingen, de stroomkabels en de condenswater afvoerslang aan op het
binnendeel. Zie hoofdstuk 8.2, 9, 10 en 11.2.
g.
Plaats het buitendeel zie hoofdstuk 5.2.
h.
Verbind de leidingen en de stroomkabel met het buitendeel. Zie hoofdstuk 11.2.
i.
Vacumeer het koelcircuit. Zie hoofdstuk 12.
j.
Controleer het koelcircuit op aanwezigheid van lekkages. Zie hoofdstuk 13.
k.
Controleer of de gehele installatie goed is geïnstalleerd.
l.
Sluit de stekker van de voedingskabel op de stroomvoorziening aan en controleer de airconditioner
op een goede werking. Zie hoofdstuk 15.
Opvulmateriaal
Afbeelding 3
5.
PLAATSBEPALING VAN DE BINNEN- EN BUITENUNIT
5.1 Plaatsbepaling van de binnenunit voor de TS8xx-10xx en TSCS8xx-10xx
modellen
•
Stel de binnenunit niet bloot aan warmte of stoom.
•
Kies een plaats waar zich geen obstakels voor of rondom de unit bevinden.
•
Zorg ervoor dat condenswater continu omlaag kan worden afgevoerd.
•
Plaats de unit niet in de buurt van een deuropening.
1
68
68
•
Zorg ervoor dat de ruimte links en rechts van de unit meer dan 12 cm bedraagt. Zie afbeelding 4
•
Gebruik een leidingzoeker om leidingen en / of elektrische kabels op te sporen, zodat onnodige
beschadiging van de wand kan worden voorkomen.
•
De binnenunit moet op de wand worden geïnstalleerd op een hoogte van ten minste 2,3 meter van
de vloer. Zie afbeelding 4
•
De binnenunit moet zodanig worden geïnstalleerd, dat een minimale afstand tot het plafond van
15 cm wordt aangehouden. Zie afbeelding 4
•
De binnenunit moet waterpas opgehangen worden.
•
Houdt bij de plaatsbepaling van het binnendeel rekening met de mogelijke opstelplaatsen van het
buitendeel. Binnen- en buitendeel moeten aan elkaar gekoppeld worden door middel van leidingen
en kabels.
G
LET OP
Voor TSCS 6xx modellen: De leidinglengte is 4 meter.
Voor TS8xx-10xx modellen: De maximale leidinglengte tussen binnen- en buitendeel bedraagt 15
meter.
Het maximale hoogteverschil tussen binnen- en buitendeel bedraagt
5 meter.
Afbeelding 4
5.2 Plaatsbepaling van de buitenunit voor de TS8xx-10xx en TSCS8xx-10xx
modellen
•
Plaats de buitenunit op een stevige ondergrond om ongewenste geluiden en trillingen zo veel moge-
lijk te beperken.
G
OPMERKING
De buitenunit produceert geluid wanneer deze in bedrijf is; dit kan in strijd zijn met de
plaatselijke wet- en regelgeving. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om dit
te controleren en ervoor te zorgen dat de apparatuur volledig voldoet aan de plaatselijke
wetgeving.
•
Kies de richting van de luchtuitlaat zodanig, dat de afgevoerde luchtstroom niet wordt belemmerd.
•
Houd rekening met het gewicht van het binnen- en buitendeel.
•
Indien er een afdak over de buitenunit wordt gebouwd om blootstelling aan direct zonlicht of regen
te voorkomen, dient ervoor te worden gezorgd dat de condensor niet geblokkeerd is.
•
Zorg ervoor dat de ruimte rond de achterzijde en de linkerzijde van de unit meer dan 30 cm bedraagt.
Aan de voorzijde van de unit moet de ruimte meer dan 200 cm bedragen, terwijl bij de aansluitzijde
(rechterzijde) een ruimte van 60 cm moet worden aangehouden. (zie afbeelding 5).
•
De buitenunit moet waterplas geplaatst kunnen worden.
1
69
69