Flitstechnieken; Indirect Flitsen; Indirect Flitsen Met Een Reflectiekaart; Dichtbijopnamen / Macro-Opnamen - Metz MECABLITZ 48 AF-1 digital Manual De Instrucciones

Ocultar thumbs Ver también para MECABLITZ 48 AF-1 digital:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

10 Flitstechnieken

10.1 Indirect flitsen

Door indirect te flitsen wordt het onderwerp zachter verlicht en een anders
nadrukkelijke schaduw gemilderd. Bovendien wordt natuurkundig bepaalde lich-
tafval van voor- naar achtergrond verminderd.
Om indirect te kunnen flitsen kan de hoofdreflector
en verticaal worden gezwenkt. Ter voorkoming van kleurzwemen in de opnamen
moet het reflecterende vlak neutraal van kleur, c.q. wit zijn.
Let er bij het zwenken van de hoofdreflector
uitgezwenkt wordt zodat er geen rechtstreeks flitslicht uit de hoofdreflec-
tor meer op het onderwerp kan vallen. Zwenk daarom minstens tot de
60° klikstand. Bij gezwenkte hoofdreflector
geen aanduiding voor de reikwijdte meer plaats! Als de kop van de hoof-
dreflector gezwenkt wordt, wordt deze naar een stand van groter dan /
gelijk aan 70 mm gestuurd, zodat er geen rechtstreeks strooilicht op het
onderwerp kan vallen. Daarbij vindt er ook geen aanduiding van de flits-
reikwijdte en de zoomstand van de hoofdreflector plaats.

10.2 Indirect flitsen met een reflectiekaart

Door indirect te flitsen met de ingebouwde reflectiekaart
spitslichtjes in de ogen worden verkregen:
• Zwenk de reflectorkop 90° naar boven.
• Trek de reflectiekaart
samen met de groothoekdiffusor boven uit de reflec-
torkop naar voren.
• Houd de reflectiekaart
vast en schuif de groothoekdiffusor
reflectorkop.

10.3 Dichtbijopnamen / macro-opnamen

In het dichtbijbereik en bij macro-opnamen kan door het parallaxverschil tussen
flitser en objectief onderaan het beeld een schaduwrand ontstaan. Om dit tegen
te gaan kan de hoofdreflector
gezwenkt werden. Druk daarvoor op de ontgrendelknop
dreflector
van de flitser horizontaal
Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten bepaalde minimumafstan-
den aan te houden om overbelichting te vermijden.
op dat hij voldoende ver
vindt er in het display

11 Flitssynchronisatie

11.1 Automatische sturing naar de flitssynchronisatietijd

Afhankelijk van de camera en de daarop ingestelde camerafunctie wordt, zodra
de flitser opgeladen is de belichtingstijd omgeschakeld naar de flitssynchronisa-
tietijd (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
kunnen bij personen
Kortere tijden dan de flitssynchronisatietijd kunnen niet worden ingesteld, c.q.
worden naar de flitssynchronisatietijd omgeschakeld. Sommige camera's hebben
een synchronisatiebereik van bijv. 1/30 s. tot 1/125 s. (zie de gebruiksaanwij-
zing van de camera). Welke synchronisatietijd de camera dan instelt hangt af
van de er op ingestelde functie, van de helderheid van de omgeving en van de
terug in de
brandpuntsafstand van het gebruikte objectief.
Langere belichtingstijden dan de flitssynchronisatietijd kunnen, afhankelijk van
de camerafunctie en gekozen flitssynchronisatie (zie 11.3 en 11.4) wel worden
gebruikt..
met een hoek van -7° naar beneden worden
naar beneden.
De minimale flitsafstand bedraagt ong. 10% van de in het display aan-
gegeven reikwijdte. Als de reflectorkop naar beneden gezwenkt is knip-
pert als aanwijzing daarvoor de aanduiding van de reikwijdte. Let er op
dat bij dichtbijopnamen het flitslicht niet door het objectief afgeschaduwd
wordt!
Bij camera's met een centraalsluiter is er geen flitssynchronisatietijd en bij
en zwenk de hoof-
61

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido