Brandstofmengsel
Bij de motor van de grondboor gaat het om een
tweetaktmotor. Deze wordt aangedreven door een
brandstofmengsel van 1:40 bestaande uit tweetakt-
motorolie en brandstof. Voor de brandstof is loodvrije
Euro-benzine met een research-octaan van ten mins-
te 91 vereist. De smering van de motor geschiedt
door het bijmengen van een hoogwaardige tweetakt-
motorolie.
Het brandstofmengsel niet in de tank mengen. Ge-
bruik hiertoe de meegeleverde mengbeker of een an-
der hiertoe geschikte container. Pas na het voormen-
gen en goed omroeren van het brandstofmengsel in
de tank gieten.
• Gebruik uitsluitend vers, schoon brandstof. Water
of onzuiverheden in de benzine beschadigen het
brandstofsysteem.
• Tank in een goed geventileerde omgeving waar-
bij de motor is uitgeschakeld. Als de motor direct
daarvoor in gebruik was, moet deze eerst worden
afgekoeld. Tank nooit de motor vol in een gebouw,
waar de benzinedampen vlammen of vonken kun-
nen bereiken.
• Benzine is zeer brandgevaarlijk en explosief. U
kunt bij het omgaan met brandstof brandwonden of
ander ernstig letsel oplopen.
• Motor uitschakelen en uit de buurt van warmte en
vonken of vuur houden.
• Uitsluitend in de buitenlucht tanken.
• Gemorste benzine direct schoonvegen.
Choke-knop (afb. 1)
Door het aantrekken van de kabel (9) wordt de motor
gestart.
Choke-hendel (afb. 3)
De choke-hendel (C) sluit en opent de startklep in de
carburateur. In deze positie
nemengsel voor een koude start van de motor verri-
jkt. De positie
wordt voor het gebruik van de motor
en voor het starten van de warme motor gebruikt.
Stelbout stationair draaien (afb. 3)
Met bout (D) kan het standgas van de grondboor wor-
den ingesteld. Als het standgas iets te hoog is inge-
steld (de booropzet draait vanzelf in stationair) kan
door langzaam linksom draaien het standgas worden
verminderd.
Let op! Overige werkzaamheden aan de carburateur
moeten door een erkende werkplaats worden uitge-
voerd.
8. Bediening
Voor ingebruikname is het belangrijk dat u de veilig-
heidsinstructies kent en in acht neemt.
Bij alle werkzaamheden aan de grondboor moet ab-
soluut de motor worden uitgeschakeld, bougie wor-
den losgehaald en dient u veiligheidshandschoenen
te dragen. De grondboor mag pas na een complete
montage en controle worden gestart.
LET OP! Lees aandachtig de veiligheidsinstructies
door (zie „Veiligheidsinstructies" en aanvullende aan-
wijzingen voor benzine-aangedreven machines).
112 | NL
www.scheppach.com / service@scheppach.com / +(49)-08223-4002-99 / +(49)-08223-4002-58
wordt het lucht-benzi-
Let op! Veiligheidsschoenen en nauwsluitende werk-
kleding gebruiken om letsel te vermijden.
Voor ingebruikname is het belangrijk dat u de veilig-
heidsinstructies kent en in acht neemt.
• Neem de nationale voorschriften tijdens de werk-
zaamheden in acht als de grondboor op openbare
terreinen of wegen wordt gebruikt.
• Houd personen, kinderen en dieren uit de buurt van
de gevarenzone.
• Werkoppervlak op vreemde deeltjes controleren en
zo nodig verwijderen.
• Bij het verlaten van de machine moet de motor alti-
jd worden uitgeschakeld.
• Controleer de grondboor op werking en bedrijfsvei-
lige toestand.
• Werk nooit altijd, bij noodgevallen moet iemand in
de buurt zijn.
• Houd tijdens de werkzaamheden de grondboor al-
tijd met beide handen vast.
• Zorg voor een veilige stand, ook tijdens het boren.
• Buig tijdens de werkzaamheden nooit te ver naar
voren.
• Zorg voor een probleemloos stationair draaien. De
boor mag bij een bedrijfswarme motor in stationair
niet draaien.
• Schakel de motor direct uit bij merkbare verande-
ringen aan het apparaat.
• De warmgedraaide grondboor niet in droog gras
of op andere brandbare voorwerpen leggen resp.
plaatsen. (Brandgevaar!)
• Boor het gat in de grond in etappes, om tussendoor
de grond af te voeren.
• Grondboor verticaal heffen en niet kantelen!
• Zet de boorgaten altijd af, anders bestaat een risi-
co op letsel!
• Voer met de grondboor uitsluitend boorgaten uit in
de grond.
• Andere toepassingen zijn niet toegestaan.
Motor starten (afb. 3):
•
In koude toestand de choke-hendel (C)
zetten.
•
In warme toestand de choke-hendel (C)
zetten.
•
Brandstofpomp (16) door meerdere keren in-
drukken bedienen, tot de brandstof in de pomp
zichtbaar is.
•
Stopschakelaar (11) in de „Start"-positie plaats-
en.
•
De choke-knop (9) langzaam aantrekken tot een
weerstand wordt waargenomen, vervolgens 2-3
keer krachtig aantrekken tot de motor start.
LET OP!: Starterkoord niet meer dan ca. 50 cm uitt-
rekken en slechts langzaam met de hand terugbren-
gen. Voor een goede startmethode is het belangrijk
om de starterkoord snel en krachtig aan te trekken.
•
Chokehendel (C) op
•
Starterkoord nogmaals 2-3 keer trekken tot de
motor start en stationair draait.
•
Let op! De grondboor begint pas te draaien als
de gashendel wordt bediend.
Motor stoppen
Stopschakelaar (11) in de „Stop"-positie drukken.
Bij het opnieuw starten van de motor, de stopscha-
kelaar (11) eerst terug in de „Start"-positie drukken.
op
op
zetten.