Choke-hendel (afb. 3)
De choke-hendel (C) sluit en opent de startklep in de
carburateur. In deze positie
zinemengsel voor een koude start van de motor ver-
rijkt. De positie
wordt voor het gebruik van de mo-
tor en voor het starten van de warme motor gebruikt.
Stelbout stationair draaien (afb. 3)
Met bout (D) kan het standgas van de grondboor wor-
den ingesteld. Als het standgas iets te hoog is inge-
steld (de booropzet draait vanzelf in stationair) kan
door langzaam linksom draaien het standgas worden
verminderd.
Let op! Overige werkzaamheden aan de carburateur
moeten door een erkende werkplaats worden uitge-
voerd.
8. Bediening
Voor ingebruikname is het belangrijk dat u de veilig-
heidsinstructies kent en in acht neemt.
Bij alle werkzaamheden aan de grondboor moet ab-
soluut de motor worden uitgeschakeld, bougie wor-
den losgehaald en dient u veiligheidshandschoenen
te dragen. De grondboor mag pas na een complete
montage en controle worden gestart.
LET OP! Lees aandachtig de veiligheidsinstructies
door (zie „Veiligheidsinstructies" en aanvullende aan-
wijzingen voor benzine-aangedreven machines).
Let op! Veiligheidsschoenen en nauwsluitende werk-
kleding gebruiken om letsel te vermijden.
Voor ingebruikname is het belangrijk dat u de veilig-
heidsinstructies kent en in acht neemt.
• Neem de nationale voorschriften tijdens de werk-
zaamheden in acht als de grondboor op openbare
terreinen of wegen wordt gebruikt.
• Houd personen, kinderen en dieren uit de buurt van
de gevarenzone.
• Werkoppervlak op vreemde deeltjes controleren en
zo nodig verwijderen.
• Bij het verlaten van de machine moet de motor al-
tijd worden uitgeschakeld.
• Controleer de grondboor op werking en bedrijfsvei-
lige toestand.
• Werk nooit altijd, bij noodgevallen moet iemand in
de buurt zijn.
• Houd tijdens de werkzaamheden de grondboor al-
tijd met beide handen vast.
• Zorg voor een veilige stand, ook tijdens het boren.
• Buig tijdens de werkzaamheden nooit te ver naar
voren.
• Zorg voor een probleemloos stationair draaien. De
boor mag bij een bedrijfswarme motor in stationair
niet draaien.
• Schakel de motor direct uit bij merkbare verande-
ringen aan het apparaat.
www.scheppach.com / service@scheppach.com / +(49)-08223-4002-99 / +(49)-08223-4002-58
wordt het lucht-ben-
• De warmgedraaide grondboor niet in droog gras
of op andere brandbare voorwerpen leggen resp.
plaatsen. (Brandgevaar!)
• Boor het gat in de grond in etappes, om tussendoor
de grond af te voeren.
• Grondboor verticaal heffen en niet kantelen!
• Zet de boorgaten altijd af, anders bestaat een risi-
co op letsel!
• Voer met de grondboor uitsluitend boorgaten uit in
de grond.
• Andere toepassingen zijn niet toegestaan.
Motor starten (afb. 3):
• In koude toestand de choke-hendel (C) op
zetten.
• In warme toestand de choke-hendel (C) op
zetten.
• Brandstofpomp (16) door meerdere keren indruk-
ken bedienen, tot de brandstof in de pomp zicht-
baar is.
• Stopschakelaar (11) in de „Start"-positie plaatsen.
• De choke-knop (9) langzaam aantrekken tot een
weerstand wordt waargenomen, vervolgens 2-3
keer krachtig aantrekken tot de motor start.
LET OP!: Starterkoord niet meer dan ca. 50 cm uit-
trekken en slechts langzaam met de hand terugbren-
gen. Voor een goede startmethode is het belangrijk
om de starterkoord snel en krachtig aan te trekken.
• Chokehendel (C) op
zetten.
• Starterkoord nogmaals 2-3 keer trekken tot de mo-
tor start en stationair draait.
• Let op! De grondboor begint pas te draaien als de
gashendel wordt bediend.
Motor stoppen
Stopschakelaar (11) in de „Stop"-positie drukken.
Bij het opnieuw starten van de motor, de stopscha-
kelaar (11) eerst terug in de „Start"-positie drukken.
Controleer voor het starten van de motor:
• het brandstofpeil - de tank moet ten minste half vol
zijn
• de toestand van de brandstofleidingen
• de externe schroefverbindingen op goede beves-
tiging
• de grondboor moet vrij kunnen draaien
Werkzaamheden
• Plaats de boor en bedien de gasregelhendel (13).
• Het gas aanpassen aan de grondtoestand, om op-
timaal te kunnen werken.
• Bij een optimale grondtoestand, die een gelijkmati-
ge werksnelheid toestaat, kunt u door de vergren-
delingshendel (14) de gasregelhendel (13) (in mid-
delste positie) vergrendelen om de werkzaamhe-
den te vereenvoudigen
NL | 119