Connector Cn2; Klemmenblok Cn3 (Fig. 3); Klemmenblok Cn4 (Fig. 4) - Genius LYNX 06 Instrucciones Para El Uso

Ocultar thumbs Ver también para LYNX 06:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 41
Page 62
LYNX 06
Gids voor de installateur
5.1.4. M
otor
Klemmen "6, 7 & 8". Uitgang 230/115 V~ max. 500 W. Sluit op deze
klemmen de voedingskabels van de motor aan. Voor de aansluitvolgorde
van de kabels, zie de volgende tabel:
N° klem
Motor 230 V~
6
Zwart
7
Blauw / Grijs
8
Bruin
1
Geel Groen
De kleur van de op de klemmen 6 & 8 aangesloten draden kan
worden omgewisseld afhankelijk van de draairichting van de
motor

5.2. CONNECTOR CN2

Deze connector dient voor de aansluiting van de optionele encoder. De
connector moet correct worden georiënteerd, forceer hem niet.
De kaart wordt geleverd met een standaard parameterinstelling die
voorziet in het gebruik van de encoder, "A0" (zie paragraaf 10). Als u de
encoder niet wilt gebruiken, wijzig dan de waarde van de parameter "A"
zoals beschreven in paragraaf 10 en laat deze connector vrij.
Deze contacten mogen absoluut niet worden doorverbonden.
De gevoeligheid van de detectie van het obstakel wordt op
vier niveaus geregeld door parameter "b" te wijzigen, zie
paragraaf 10.
5.2.1. werking van de encoder
Het gebruik van de encoder verhoogt het veiligheidsniveau van het
automatische systeem nog verder.
Deze voorziening is zowel tijdens het sluiten als tijdens het openen van
het automatische systeem op de volgende wijze actief:
In sluitingsfase
Als tijdens het sluiten van het automatische systeem een obstakel
gedetecteerd wordt, grijpt de encoder in door de beweging van het
automatische systeem om te keren tot het helemaal open is, zonder de
eventuele automatische sluiting te deactiveren.
Als er drie keer ingegrepen wordt, gaat het automatische systeem
op STOP wanneer het helemaal open is en deactiveert de eventuele
automatische sluiting. Om de normale werking te herstellen, moet een
impuls OPEN of CLOSE gegeven worden na het obstakel verwijderd te
hebben.
In openingsfase
Als tijdens het openen van het automatische systeem een obstakel
gedetecteerd wordt, grijpt de encoder in door de beweging van het au-
tomatische systeem om te keren tot het helemaal gesloten is.

5.3. KLEMMENBLOK CN3 (Fig. 3)

5.3.1. e
indschakelaar voor het openen
Klem "12". Sluit op deze klem de draad van het N.C.-contact van de
eindschakelaar voor het openen aan. Deze schakelaar grijpt in de ope-
ningsbeweging van de slagboom in door deze beweging te stoppen.
Als de eindschakelaar eenmaal is geactiveerd, vervolgt het automatisch
systeem de manoeuvre nog 2 seconden. De status van deze ingang
wordt gesignaleerd door de led FCA.
De eindschakelaar FCA mag niet worden gebruikt als begin van
het vertraagde traject, maar uitsluitend om te stoppen.
Het is absoluut noodzakelijk voor de werking van het automa-
tisch systeem dat de eindschakelaar is aangesloten.
5.3.2. g
eMeenschappelijk contact eindschakelaar
Klem "13". Sluit op deze klem de draad van het gemeenschappelijke
contact van de eindschakelaar aan.
Deze klem mag uitsluitend worden gebruikt voor het gemeen-
schappelijk contact van de twee eindschakelaars. Gebruik
het niet als negatief contact voor andere inrichtingen.
5.3.3. e
indschakelaar voor het sluiten
Klem "14". Sluit op deze klem de draad van het N.C.-contact van de
eindschakelaar voor het sluiten aan. Deze schakelaar grijpt in de slui-
tingsbeweging van de slagboom in door deze beweging te stoppen. Als
de eindschakelaar eenmaal is geactiveerd, vervolgt het automatisch
systeem de manoeuvre nog 2 seconden. De status van deze ingang
wordt gesignaleerd door de led FCC.
Motor 115 V~
Zwart
Wit
Rood
Klemmen "15 & 20". N.O.-contact Sluit op deze twee klemmen een wil-
Groen
lekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door
het contact te sluiten, het commando geeft voor een sluitbeweging van
het automatisch systeem.
Deze ingang geeft alleen het commando voor het sluiten van de slagboom,
dus als de slagboom gesloten is, heeft deze ingang geen enkel effect,
zie de logicatabellen.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led CLOSE.
Klemmen "16 & 20". N.O.-contact Sluit op deze twee klemmen een wil-
lekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door
het contact te sluiten, het commando moet geven voor het openen of
sluiten van het automatisch systeem.
Het gedrag van deze ingang wordt bepaald door de parameter "d", zie
paragraaf 10. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de
led OP/CL.
Klemmen "17 & 20". N.C.-contact. Op deze klemmen moet een willekeu-
rige veiligheidsvoorziening worden aangesloten (bijv. fotocellen) die,
door het contact te openen, ingrijpt in de beweging van het automatisch
systeem. Met de parameter "y" kan worden gekozen of de veiligheid-
svoorzieningen alleen bij het sluiten of bij het sluiten en openen werken,
zie paragraaf 10. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door
de led FSW.
Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden inge-
schakeld, draait het automatisch systeem onmiddellijk de beweging om
tot de slagboom helemaal open is, zonder – indien dat is ingesteld – het
automatisch sluiten te deactiveren.
In dit geval zijn de veiligheidsvoorzieningen tijdens beide bewegingen
van het automatisch systeem actief.
Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden in-
geschakeld, zet het automatisch systeem de werking stil en blijft het
systeem stilstaan tot de veiligheidsvoorzieningen worden gereset (ob-
Fca
stakel verwijderd). Zodra de veiligheidsvoorzieningen zijn gereset, draait
het automatisch systeem de beweging om tot de slagboom helemaal
open is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch sluiten te
deactiveren.
Als tijdens de openingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden inge-
schakeld, zet het automatisch systeem de werking stil en blijft het systeem
stilstaan tot de veiligheidsvoorzieningen worden gereset (obstakel ve-
rwijderd). Zodra de veiligheidsvoorzieningen zijn gereset, draait het auto-
matisch systeem de werking om tot de slagboom helemaal open is, zonder
– indien dat is ingesteld – het automatisch sluiten te deactiveren.
coMF
Klemmen "18 & 20". N.C.-contact Op deze twee klemmen moet een
willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) worden
aangesloten die, door het contact te openen, het commando moet geven
het automatisch systeem onmiddellijk te stoppen en het eventuele au-
Fcc
tomatische sluiten te deactiveren. Na dit contact te hebben geactiveerd,
moet, om de normale geprogrammeerde cyclus te hervatten, op een
willekeurige impulsgever worden gedrukt die het commando geeft voor
het openen en/of sluiten van het automatisch systeem. De status van
deze ingang wordt gesignaleerd door de led STOP.
De eindschakelaar FCC mag niet worden gebruikt als begin van
het vertraagde traject, maar uitsluitend om te stoppen.
Het is absoluut noodzakelijk voor de werking van het automa-
tisch systeem dat de eindschakelaar is aangesloten.

5.4. KLEMMENBLOK CN4 (Fig. 4)

5.4.1. c
lose
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten
5.4.2. o
/ c
pen
lose
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten
5.4.3. v
eiligheidsvoorzieningen
Veiligheidsvoorzieningen alleen tijdens het sluiten actief.
Veiligheidsvoorzieningen tijdens het sluiten en het openen
actief
Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moet deze
ingang worden doorverbonden, de led FSW moet branden.
Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.
5.4.4. s
top
Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.

Publicidad

Capítulos

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido