5.4.5. i
ndicatielaMpje
Klemmen "19 & 20". Op deze klemmen moet het eventuele indicatie-
lampje met voeding 24 V max. 5W worden aangesloten. Klem 19 is de
positieve pool van de aansluiting, neem de polariteit van de contacten in
acht. Met het indicatielampje kan op afstand de status van het automatisch
systeem worden gemonitord, en met name:
• Lampje gedoofd: automatisch systeem dicht
• Lampje brandt: automatisch systeem open
• Lampje knippert langzaam: automatisch systeem gaat dicht
• Lampje knippert snel: automatisch systeem gaat open
De belasting op dit contact mag niet groter zijn dan 5 W.
Bij het aansluiten van het indicatielampje moet de polariteit van
de contacten in acht worden genomen.
5.4.6. v
a
oeding
ccessoires
Klemmen "20 & 21". Uitgang 24 V max. 500 mA voor de voeding van
de externe accessoires.
De maximale belasting voor deze uitgang is 500 mA.
Neem de polariteit van de voeding in acht.
5.5. CONNECTOR CN5
Deze connector dient voor de aansluiting van de aanloopcondensator.
Als u een connector heeft zonder aansluitklem, kan op deze con-
nector de condensator parallel aan de twee fasen van de motor
worden aangesloten, klemmen 6 & 8.
6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULE (Fig. 5)
De besturingseenheid heeft een uitrusting voor een ontvangstmodule
van 868 of 433 Mhz. De ontvangstmodule moet worden aangesloten
op de connector JP1, conform de door de speciale houder bepaalde
oriëntatie, zie de figuur.
De ontvangstmodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en
eventueel worden verwijderd na de voeding naar de bestu-
ringseenheid te hebben uitgeschakeld.
7. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING
De bedieningseenheid is voorzien van een geïntegreerd decoderings-
systeem met twee kanalen. Met dit systeem kan zowel het OPEN/CLO-
SE-commando als het CLOSE-commando in het geheugen worden
opgeslagen.
Met het decoderingssysteem kunnen zowel radioafstandsbedieningen
met de frequentie 868 MHz als die met de frequentie 433 MHz worden
opgeslagen.
Er kan slechts één radiocodering per keer worden gebruikt. Om
van de ene codering naar de andere over te gaan, moet de
bestaande radiocodering worden gewist (zie paragraaf 7.3), de
ontvangermodule worden vervangen, en de programmering
worden herhaald.
De ontvangermodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en
eventueel worden verwijderd na de spanning naar de kaart
te hebben uitgeschakeld.
De ontvangermodule kan op slechts één positie erin worden ge-
zet. Oriënteer de module correct, zonder hem te forceren.
7.1. O PSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN
868MHz
Alvorens de radioafstandsbediening in het geheugen op te slaan,
is het raadzaam een wisprocedure uit te voeren, zie paragraaf
7.3.
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld
over de twee kanalen, OPEN/CLOSE en CLOSE.
1. Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening
tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd ze ingedrukt (zie
instructies radioafstandsbediening).
2. Na ongeveer een seconde begint de led van de afstandsbediening
te knipperen.
3. Laat beide knoppen los.
4. Druk op de knop P3 of P4 op de kaart, afhankelijk van de in-
gang die u in het geheugen wilt opslaan (ingang OPEN/CLOSE
of CLOSE), en houd hem ingedrukt. Laat, zodra de bijbehorende
led begint te knipperen, de knop los.
Gids voor de installateur
5. Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waar-
mee u het gekozen commando wilt combineren.
6. Controleer of de led voor het commando dat in het geheugen wordt
opgeslagen (DL7 voor het kanaal OPEN/CLOSE of DL8 voor het
kanaal CLOSE) een aantal seconden blijft branden, ter bevestiging
dat het commando correct is opgeslagen.
7. Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het
geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter
elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoe-
ren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius
bevinden.
8. Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele
procedure vanaf punt 1 worden herhaald.
Om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van
de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening worden
overgezet op de toe te voegen afstandsbedieningen, door de opslagpro-
cedure te herhalen, of door de volgende procedure te volgen:
• Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen
P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies radioafstandsbediening) en
houd ze ingedrukt.
• De led van de afstandsbediening begint te knipperen.
• Laat beide knoppen los.
• Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen
elkaar.
• Druk op de radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort
dat u wilt overzetten, en houd hem ingedrukt; de led van de afstand-
sbediening blijft branden.
• Druk op de in het geheugen op te slaan radioafstandsbediening op de
gewenste knop, en laat hem los als de afstandsbediening twee keer
heeft geknipperd.
• Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het
geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar
worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoe-
ren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius
bevinden.
7.2. O PSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN
433MHz
Alvorens de radioafstandsbediening in het geheugen op te slaan,
is het raadzaam een wisprocedure uit te voeren, zie paragraaf
7.3.
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld
over de twee kanalen, OPEN/CLOSE en CLOSE.
1. Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u
wenst op te slaan, P3 voor het kanaal OPEN/CLOSE of P4 voor
het kanaal CLOSE.
2. De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen,
laat de knop los.
3. Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het
gekozen kanaal wilt combineren.
4. De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang,
waarmee wordt aangegeven dat de afstandsbediening is opgesla-
gen, om vervolgens weer te gaan knipperen.
5. In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden
opgeslagen.
6. Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch
de zelflerende fase.
7. Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbe-
dieningen toe te voegen of het tweede kanaal op te slaan.
7.2.1. o
p aFstand opslaan van radioaFstandsbedieningen
Mh
z
Alleen bij radioafstandsbedieningen 433 is het mogelijk andere afstand-
sbedieningen op afstand in het geheugen op te slaan, d.w.z. zonder op
de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder
opgeslagen afstandsbediening te gebruiken.
1. Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen
is opgeslagen.
2. Ga vlakbij het automatisch systeem staan.
3. Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden
tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening).
4. Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioaf-
standsbediening op de knop die u op de nieuwe radioafstandsbe-
diening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de
LYNX 06
Page 63
433