MONTAGE VAN DE HEFARMEN
EN DE BLOKKEERINRICHTING
Monteer de hefarmen op de hefwagens afhankelijk van het
hefbrugtype (zie afb. 10-A en 10-B).
Laat de hefbrug ca. 1,5 m stijgen en monteer de blokkeerin-
richting aan de onderkant van de hefarmen (afb. 11).
Monteer tenslotte de beschermkappen nr. 1443200 op de
hefwagens met behulp van de schroeven en de sluitringen nr.
0300700, 0303200 en 0147200.
AFSTELLING VAN SPILMOEREN
Bij de levering van de hefbrug is de afstand tussen de hoofd-
moer en de veiligheidsmoer (afb. 12) op ca. 25 mm afgesteld.
FUNKTIEPROEVEN
VERIFICATIE VAN DE AANSLUITING
Kontroleer of de hefbrug behoorlijk op het net aangesloten is.
Druk hiervoor een ogenblik de drukknop voor stijgen in. Gaat de
hefbrug naar boven dan is de aansluiting korrekt. Is dit niet het
geval, dan is de aansluiting verkeerd uitgevoerd en moeten bij
driefasige hefbruggen twee fasen in de stuurkast gepermuteerd
worden (afb. 8). Bij eenfasige hefbruggen moeten de aansluitin-
gen in de motor veranderd worden zoals op het schakelschema
aangegeven wordt. Het is belangrijk slechts "een ogenblik" op de
drukknop te drukken. Is de aansluiting verkeerd, dan bestaat de
mogelijkheid dat de hefbrug blijft dalen tot de laagste positie
bereikt wordt en het automatische afslagmechanisme geacti-
veerd wordt. In dit geval wordt de hefbrug in die positie geblo-
kkeerd. Haal wanneer dit gebeurt de hefwagens ca. 15 cm naar
omhoog door met een moersleutel aan de moer bovenop de
hulpspil te draaien. Schakel hiervoor eerst de hoofdschakelaar
uit.
Kontroleer met de hand of de blokkeerinrichting van de hefar-
men in verschillende posities behoorlijk funktioneert.
GEBRUIKSAANWIJZING
Alvorens een voertuig op de hefbrug te plaatsen moeten de
hefarmen in de op afb. 10-A en 10-B aangeduide positie gebracht
worden. Laat de hefbrug eenmaal stijgen en dalen om te kontro-
leren of de slag (afb. 12) korrekt is en de hefbrug op de voorziene
plaats (boven en onder) stopt.
Zorg ervoor dat het gewicht van het voertuig gelijkmatig over
het middelpunt van de zuilen verdeeld is (afb. 13-A en 13-B) en
situeer de steunblokken aan de onderkant van het voertuig op de
door de fabrikant aanbevolen hefplaatsen.
Alvorens het voertuig met de elevator op te heffen, moet
nagekeken worden of de armen geblokkeerd zijn.
Bij asymmetrische hefbruggen wordt het aanbevolen dat het
zwaarste gedeelte van het voertuig (de motor) door de kortste
hefarmen ondersteund wordt.
Druk op de drukknop voor stijgen. De hefbrug stijgt zolang
deze drukknop ingedrukt blijft of tot het automatische afslagme-
chanisme bij het bereiken van de maximale hoogte geactiveerd
wordt.
Druk op de drukknop voor dalen. De hefbrug daalt zolang
deze drukknop ingedrukt blijft of tot het automatische afslagme-
chanisme bij het bereiken van de laagste positie geactiveerd
wordt.
BESCHRIJVING EN KONTROLE
VAN DE VEILIGHEIDSINRICHTINGEN
Voor het geval dat er eventueel slijtage of storingen optreden
in een van haar mechanismen is de hefbrug met de volgende vei-
ligheidsinrichtingen uitgerust:
l Veiligheidsinrichting tegen hindernissen tijdens het dalen
(op beide zuilen).
2675000-09/99
N
SF
NL
DK
S
l Veiligheidsinrichting tegen slijtage of breuk van de hoofd-
moer zowel bij het stijgen als bij het dalen (op beide zuilen).
l Veiligheidsinrichting tegen kettingbreuk of kettingverslap-
ping.
l Veiligheidsinrichting tegen een eventuele storing van de
stuurschakelaar.
l Veiligheidsinrichting tegen breuk van de stuurkabel.
l Veiligheidsinrichting tegen verslapping of breuk van de vei-
ligheidskabels.
l Op de bedieningsschakelaar kan een hangslot aangebra-
cht worden voor het immobiliseen van de hefbrug.
Alle veiligheidsinrichtingen worden in onze fabriek getest.
HEEL BELANGRIJK
Niets aan de veiligheidsinrichtingen mag verwijderd, bescha-
digd, ontregeld of gemanipuleerd worden.
ONDERHOUD
Kontroleer om de drie maanden de afstand tussen de hoofd-
moer en de veiligheidsmoer (afb. 12) op beide zuilen. Vervang de
hoofdmoer zodra deze afstand 1,5 mm verminderd is.
Kontroleer om de zes maanden of de veiligheidsinrichtingen
op beide zuilen behoorlijk funktioneren. Wanneer een van deze
veiligheidsinrichtingen geactiveerd wordt moet de hefbrug hele-
maal blijven stilstaan.
SMERING EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Alvorens de heftruck te gebruiken, moeten de zes rails aan de
binnenkant van de hefzuil ingevet worden, en wel met een vet op
litho basis met molibdeen bisulfuur, consistentie NLGI 2, en
penetratie A.S.T.M. 265-295.
Zo nodig, elke week nakijken en invetten.
SPILLAGERS: Fig. 14-(1)
Maandelijks insmeren met vet op calciumbasis groep 1 of 2,
penetratie A.S.T.M. 265-340.
AANDRIJFKETTING: Fig. 14-(2)
Maandelijks insmeren met lithiumzeepvet met molybdeen-
glans (consistentie NLGI 2, penetratie A.S.T.M. 265-295).
TANK MET SMEERVET VOOR
SCHROEVEN EN SPILLEN: Fig. 14-(3)
Vullen met lithiumzeepvet met molybdeenglans (consistentie
NLGI 2, penetratie A.S.T.M. 265-340).
Kontroleer en smeer zonodig tenminste éénmaal per jaar.
Teneinde de draaibewegingen van de hefarmen te verge-
makkelijken moet ervoor worden gezorgd dat de hefarmsteunen
altijd goed ingesmeerd zijn.
De overige draaipunten van de hefbrug zijn voorzien van een
permanent insmeringsmechanisme en hoeven dus niet door de
gebruiker te worden ingesmeerd.
BEDRIJFSGESCHIKTHEID
Alvorens de hefbrug te leveren zijn in onze fabriek de in Richt-
lijn 89/392/EEG voorziene statische, dynamische en funktie-
proeven uitgevoerd.
Het geluidsdrukniveau bij afweging "A" is 70 dB (A).
P
I
D
Pag.
F
GB
E
29/56