Het instrument is leverbaar in verschillende configuraties (zie
handleiding bevat instructies voor de installatie van een instrument met een injectiespuit en een
pomp. Pas de installatieprocedure zo nodig aan naargelang het aantal injectiespuiten en pompen in
het instrument.
5.1 Installatierichtlijnen
• Dit instrument is alleen voor gebruik binnenshuis.
• De voedingsaansluiting op het achterpaneel moet gemakkelijk toegankelijk zijn, zodat de
stroomtoevoer in geval van nood snel kan worden losgekoppeld.
• Houd het apparaat uit de buurt van extreme temperaturen, zoals verwarmingen, direct zonlicht of
andere hittebronnen.
• Plaats het apparaat op een stabiele en vlakke ondergrond in een goed geventileerde ruimte.
• Zorg ervoor dat er minstens 15 cm ruimte aan alle zijden van het instrument is om oververhitting
van de elektrische onderdelen te voorkomen.
• Bewaar het instrument niet in een stoffige, vochtige of natte omgeving.
• Houd het oppervlak van het instrument en alle accessoires steeds droog en schoon.
5.2 Stroomvoorziening aansluiten
Elektrocutiegevaar. Als dit apparaat buiten of op mogelijk natte locaties wordt gebruikt,
dient de hoofdstroomvoorziening van het instrument te zijn voorzien van een
aardlekschakelaar.
Gevaar van elektrische schokken en brandgevaar. Zorg ervoor dat het meegeleverde
snoer en de niet-geborgde steker in overeenstemming zijn met de van toepassing zijnde
voorschriften van het land.
Brandgevaar. Gebruik alleen de externe voeding die is opgegeven voor dit instrument.
1. Sluit het netsnoer aan op de stroomvoorziening.
2. Sluit de stroomvoorziening aan op het instrument (zie
op pagina 193).
3. Sluit het netsnoer aan op een stopcontact.
5.3 De injectiespuit installeren
Schakel de stroomtoevoer van het apparaat in alvorens de injectiespuit te installeren. Druk op de
knop op de voorzijde van het apparaat. Controleer of de opstartprocedure op het scherm verschijnt.
De spuithouder verlaagt naar zijn werkstand.
Opmerking: Negeer alle waarschuwingen met betrekking tot ontbrekende toepassingen die op het scherm
verschijnen.
De sensorhouder heeft twee standen: een stand voor de magneetroerder en een tweede 180° rechts
t.o.v. de eerste. Verplaats de sensorhouder weg van het instrument naar de tweede stand.
Volg de volgende afgebeelde stappen.
In stap 6, draai de spuit vast met behulp van het metalen gedeelte aan de bovenkant. Raak het
glazen gedeelte van de spuit niet aan. Draai niet te hard aan.
G E V A A R
V O O R Z I C H T I G
W A A R S C H U W I N G
Aansluitingen van het instrument
V O O R Z I C H T I G
Tabel 1
op pagina 192). Deze
Nederlands 195