Hoe meet ik mijn bloeddruk?
Tabel voor de classificatie van thuis bloeddruk meetwaarden bij
volwassenen in overeenstemming met de internationale richtlijnen
(ESH, AHA, JSH). Data in mmHg.
Systo-
Bereik
lisch
bloeddruk te laag
100
1. bloeddruk optimaal
100 - 130 60 - 80 Zelfcontrole
2. bloeddruk verhoogd 130 - 135 80 - 85 Zelfcontrole
3. bloeddruk te hoog
135 - 160 85 - 100 Win medisch
4. bloeddruk gevaarlijk
160
hoog
De evaluatie van de waarden zijn conform de tabel. Bijvoorbeeld:
een waarde van de bloeddruk van 140/80 mmHg of een waarde
van 130/90 mmHg toont «bloeddruk te hoog».
2. Eerste gebruik van het apparaat
Plaatsen van de batterijen
Nadat u het apparaat heeft uitgepakt, plaatst u eerst de batterijen.
Het batterijcompartiment 3 bevindt zich aan de onderzijde van
het apparaat. Plaats de batterijen (2 x 1.5 V, grootte AA), let hierbij
op de aangegeven polariteit.
Selecteer de juiste manchet
Microlife heeft manchetten in verschillende maten. Selecteer de
manchetgrootte die overeenkomt met de omtrek van uw bovenarm
(de gemeten omtrek rond het midden van de bovenarm).
Manchetgrootte voor omtrek van de bovenarm
S
17 - 22 cm
M
22 - 32 cm
L
32 - 42 cm
Gebruik alleen Microlife manchetten!
Wanneer men gebruik maakt van een L manchet, moet het
zwarte overdrukventiel corresponderen.
Neem contact op met uw Microlife importeur, als de bijgesloten
manchet 4 niet past.
Bevestig de manchet aan het apparaat middels de manchet-
connector 7 duw de connector 8 zo ver als mogelijk in het
apparaat.
44
Diasto-
lisch
Advies
60
Raadpleeg uw arts
advies in
100
Win dringend
medisch advies in!
Sluit de blaasbalg aan
Sluit de blaasbalg 6 aan op het apparaat door de connector 9
stevig in de connectoringang AT te drukken.
De blaasbalg en manchet kunnen geplaatst worden in
connectoringang 8 of AT.
3. Bloeddruk meten met behulp van dit apparaat
Stappenplan voor een betrouwbare bloeddrukmeting
1. Vermijd activiteit, eten of roken vlak vóór een meting.
2. Zit en ontspan minimaal 5 minuten voor het meten.
3. Meet altijd aan dezelfde arm (normaal links). Het wordt
aanbevolen dat artsen bij een eerste bezoek van een patiënt
beide armen meet om de te meten arm te bepalen. Aan de arm
met de hogere bloeddruk moet worden gemeten.
4. Verwijder de kleding die de bovenarm bedekt, mouwen moeten
niet worden opgerold om afklemmen te voorkomen.
5. Zorg er altijd voor dat de juiste manchetmaat wordt gebruikt
(markering arm omtrek staat vermeld op het manchet).
• Bevestig de manchet om de arm, maar niet te strak.
• Zorg ervoor dat de manchet 2 cm boven uw elleboog is
geplaatst.
• De adermarkering op de manchet (ca. 3 cm lange bar) dient
op de ader van de arm (binnenkant) te worden gelegd.
• Ondersteun uw arm zodat deze ontspannen is.
• Zorg dat de manchet op dezelfde hoogte is als uw hart.
6. Schakel het apparaat in en wacht totdat «0» verschijnt in de
weergave en de pijl «» AM begint te knipperen.
7. Neem de pompkogel in uw vrije hand (de arm waarmee u niet
meet) en pomp de manchet op. Volg de drukopbouw in het
display en pomp circa 40 mmHg hoger dan de verwachte systo-
lische waarde (de bovenste waarde). Als u niet genoeg
gepompt hebt zal een knipperende pijl «» AM verschijnen die
u zegt meer te pompen.
8. Na het pompen wordt de meting automatisch verricht. Ontspan,
beweeg niet en span uw armspieren niet totdat het meetresul-
taat wordt getoond. Adem normaal en praat niet.
9. Tijdens de meting knippert het hartslag symbool AK op het
scherm.
10.Het resultaat, inclusief de systolische AS en de diastolische AR
bloeddruk en de hartslagfrequentie AQ wordt weergegeven.
Raadpleeg ook deze handleiding voor uitleg van de overige
weergaven.