5.2.
Installatie van de drukleiding
De drukleiding brengt de vloeistof van de pomp naar het aftappunt. Om stromingsverliezen te voorkomen, is het
raadzaam een drukleiding met een zo groot mogelijke diameter te gebruiken - het beste is een diameter die gelijk
is aan die van de pompuitgang.
Om de installatie gemakkelijker te maken, is er een multifunctioneel aansluitstuk (10) met de volgende
aansluitmogelijkheden meegeleverd: een buitendraadaansluiting van 41,91 mm (1 ¼ "), 33,25 mm (1''), een
slangaansluiting van 25 mm en een binnendiameter van 38 mm.
Bij gebruik van het uitwendige schroefdraad resp. de slangaansluiting van 38 mm moeten de smallere onderdelen
van het meervoudige aansluitstuk op de desbetreffende snijpunten die niet nodig zijn, als volgt worden
losgekoppeld (zie afbeelding):
a - uitwendig schroefdraad van 33,25 mm (1 "bu. dr.)
b - slangaansluiting van 38 mm
c - uitwendig schroefdraad van 41,91 mm (1¼ "bu. dr.)
Voor het verwijderen van onderdelen die niet nodig zijn, adviseren wij om een huishoudzaag te gebruiken.
Voer deze eventuele noodzakelijke aanpassing uit voordat u het meervoudige aansluitstuk aansluit op het
terugslagklep die op de drukaansluiting van de pomp wordt geplaatst.
Als de terugslagklep is verwijderd, moet deze voor de installatie van de drukslang en de ingebruikname van de
pomp terug op de drukaansluiting worden geplaatst. Voor de montage van de terugslagklep plaatst u eerst de
klep met klepsluiting los op de drukaansluiting van de pomp. Het opschrift "UP" bevindt zich aan de bovenzijde
van de klepsluiting die naar boven toe - in de richting van de drukslang - moet worden geopend. Bevestig
vervolgens het meervoudige aansluitstuk op de drukaansluiting van de pomp. De eerst los geplaatste
terugslagklep wordt hierdoor gefixeerd.
5.3.
Vaste installatie
In geval van een vaste installatie zijn stijve buizen als drukleiding het meest geschikt. Bij deze installatiewijze
moet de drukleiding meteen na de pompuitgang uitgerust zijn met een terugslagventiel, zodat er na het
uitschakelen van de pomp geen vloeistof terugstroomt. De pompen van de serie INTEGRA beschikken bij de
levering standaard over een dergelijk terugslagventiel, dat op de drukaansluiting voorgemonteerd is. Bovendien
bevelen wij aan achter pomp en terugslagventiel een afsluitventiel te installeren, zodat
onderhoudswerkzaamheden eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd. Als u dan bij demontage van de pomp het
afsluitventiel sluit, kan de drukleiding niet leeglopen.
5.4.
Positie van de pomp
Bij het plaatsen van de pomp moet u erop letten dat de in de technische gegevens aangegeven maximale
dompeldiepte niet wordt overschreden. Tegelijkertijd mag het minimum zelfaanzuigniveau niet worden
onderschreden. Tijdens het gebruik van de pomp mag de waterstand dan tot het minimum afzuigniveau dalen.
Plaats de pomp op een stevige ondergrond. Plaats de pomp nooit direct op losse stenen of zand. Let er bij het
plaatsen van de pomp goed op dat de pomp niet kan omvallen of met zijn aanzuigopeningen in de bodem kan
inzinken. Het aanzuigen van zand, modder of soortgelijke stoffen moet worden voorkomen.
Gebruik voor het plaatsen, optillen en dragen van de pomp uitsluitend het handvat. Gebruik zonodig voor het
neerlaten en omhoogtrekken van de pomp een geschikt touw dat aan het handvat wordt bevestigd. Gebruik voor
het plaatsen, optillen of dragen van de pomp nooit de drukslang, het netsnoer of de kabel van de
vlotterschakelaar.
6.
Elektrische aansluiting
Het toestel beschikt over een netsnoer met stekker. Om gevaren te voorkomen, mogen het netsnoer en de
stekker uitsluitend door een vakman worden vervangen. Draag de pomp nooit aan het netsnoer en gebruik het
snoer niet om de stekker uit het stopcontact te trekken. Bescherm de stekker en het netsnoer tegen hitte, olie en
scherpe randen. Sluit het apparaat alleen aan op een juist geïnstalleerd en gemakkelijk toegankelijk stopcontact
met randaarde. Het stopcontact moet ook na het aansluiten gemakkelijk toegankelijk blijven opdat, indien nodig,
snel de stekker kan worden losgekoppeld.
De beschikbare netspanning moet voldoen aan de in de technische gegevens vermelde
waarden. De persoon die verantwoordelijk is voor de installatie moet verzekeren, dat de
elektrische aansluiting beschikt over een aarding die beantwoordt aan de norm.
De elektrische aansluiting moet van een gevoelige aardlekschakelaar (FI-schakelaar) zijn
voorzien:
Verlengkabels mogen geen kleinere doorsnede hebben dan rubberslangen met het symbool
H07RN-F (3 x 1,0 mm²) conform VDE. Netstekkers en koppelingen moeten spatwaterdicht
zijn.
7.
Ingebruikname
0 mA (DIN VDE 0100-739).
3
33