• Met de toetsen TOENAME (SW3) en AFNAME (SW4) kan
de waarde worden gewijzigd alvorens de cyclus te starten.
(Deze nieuwe waarde geldt alleen voor de uitvoering van de
cyclus).
• Druk op de toets START/STOP (SW1) of zet het bord neer
om de cyclus te starten.
OPSLAG VAN PROGRAMMA'S IN HET GEHEUGEN
• Een nieuw programma wordt als volgt in het geheugen opge-
slagen: selecteer een werkingsmodus, stel de gewenste tijd
of het vermogensniveau in en druk vier seconden op de toets
PROGRAMMA'S (SW5).
• Op het display verschijnt de eerste van de 9 vrije posities.
Gebruik de toetsen TOENAME (SW3) en AFNAME (SW4)
om het gewenste programmanummer te selecteren.
• Druk op de toets PROGRAMMA's (SW5) om het in het
geheugen op te slaan. Het display knippert om aan te geven
dat opslag in het geheugen heeft plaatsgevonden.
NB: als alle posities bezet zijn, geeft het display 'FLL' weer,
wat staat voor FULL (VOL). Door de toetsen TOENAME (SW3)
en AFNAME (SW4) in te drukken, kan een al bezette positie
worden geselecteerd om deze te overschrijven. Om het nieuwe
aangemaakte programma uit te voeren, drukt u rechtstreeks op
de toets START/STOP (SW1) of zet u het bord neer. Als u het
programma niet wilt uitvoeren, drukt u nogmaals op de toets
START/STOP (SW1) om de functie te deselecteren (op het di-
splay verschijnen drie liggende streepjes).
BEHEER AANWEZIGHEID BORD
• De gebruiker start de geselecteerde cyclus door het bord
op het rooster te zetten. Wanneer het wordt weggehaald,
stopt de cyclus automatisch. Dit heeft tot doel het elektrici-
teitsverbruik te optimaliseren.
• Als er geen cyclus of programma geselecteerd is, is deze
functie niet geactiveerd.
STROOMUITVAL
• Als tijdens een cyclus de elektrische stroom uitvalt, wordt de
cyclus die bezig was hervat zodra de spanning weer terugke-
ert op de kaart. Bij een tijdgeschakelde cyclus wordt deze
vanaf het begin hervat.
WEERGAVE FIRMWARE-IDENTIFICATIE
Bij inschakeling van de kaart verschijnen achtereenvolgens op
het display de code van de firmware in het toetsenbord en die
van de firmware in de basiskaart.
9 PERIODEN WAARIN HET APPARAAT NIET WORDT
GEBRUIKT
Doe het volgende als het apparaat langere tijd niet zal worden
gebruikt:
• Maak het apparaat grondig schoon.
• Wrijf alle roestvrijstalen oppervlakken in met een doek met
vaselineolie, zodat er een beschermend laagje wordt aan-
gebracht.
• Zet de hoofdschakelaar die vóór het apparaat is geplaatst uit
of haal de stekker uit het stopcontact.
Doe het volgende als het apparaat lange tijd niet is gebruikt:
• Controleer het apparaat, alvorens het weer te gebruiken.
• Laat het apparaat in de WARMHOUDSTAND werken op ni-
veau 7 gedurende 15 minuten.
8
INSTRUCTIES VOOR DE REINIGING
AANWIJZINGEN VOOR DE REINIGING
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
• Sluit de elektrische voeding naar het apparaat af alvorens
werkzaamheden uit te voeren en haal de stekker uit het
stopcontact.
• Maak de gesatineerde buitenkant van roestvrij staal, het op-
pervlak van de bereidingsbakken en het oppervlak van de
kookplaten iedere dag schoon.
• Laat de inwendige delen van het apparaat minstens tweema-
al per jaar schoonmaken door een bevoegd technicus.
• Reinig het apparaat niet met directe waterstralen of stralen
met hoge druk.
• Gebruik geen bijtende producten om de vloer of het opper-
vlak onder het apparaat schoon te maken.
• Behuizing en vlamverdelers van de branders van de ko-
okplaat niet in de vaatwasmachine wassen.
GESATINEERDE OPPERVLAKKEN VAN ROESTVRIJ STA-
AL
• Maak de oppervlakken schoon met een doek of spons met
water en gewone, niet-schurende reinigingsmiddelen. Wrijf
de doek in de richting van de satinering. Spoel de doek vaak
uit en maak het apparaat goed droog.
• Gebruik geen schuursponzen of andere voorwerpen van
ijzer.
• Gebruik geen chemische producten die chloor bevatten.
• Gebruik geen scherpe voorwerpen die de oppervlakken kun-
nen krassen of beschadigen.
INSTRUCTIES VOOR HET ONDERHOUD
AANWIJZINGEN VOOR DE ONDERHOUDSMONTEUR
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
• Lees deze handleiding aandachtig door. Hierin vindt u be-
langrijke informatie over de veiligheid bij de installatie, het
gebruik en het onderhoud van het apparaat.
• Het onderhoud van het apparaat moet worden uitgevoerd
door gekwalificeerd personeel dat hiertoe geautoriseerd is
door de fabrikant, in overeenstemming met de geldende vei-
ligheidsvoorschriften en de instructies in deze handleiding.
• Stel het model van het apparaat vast. Het model staat aan-
gegeven op de verpakking en op het typeplaatje van het ap-
paraat.
• Installeer het apparaat alleen in vertrekken met voldoende
ventilatie.
• Dek de luchtinlaat- en uitlaatopeningen van het apparaat niet
af.
• Maak de onderdelen van het apparaat niet onklaar.
10 INBEDRIJFSTELLING
Controleer de werking van het apparaat nadat het geïnstalle-
erd is of na onderhoud. In het geval van storingen moet de pa-
ragraaf 'Oplossen van storingen' verderop in deze handleiding
worden geraadpleegd.