Descargar Imprimir esta página

Masimo M-LNCS Serie Instrucciones De Uso página 22

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 15
Een hoger carboxyhemoglobinegehalte (COHb) kan onjuiste SpO2-metingen veroorzaken.
Een verhoogd methemoglobinegehalte (MetHb) leidt tot onnauwkeurige SpO2-metingen.
Een verhoogd totaal bilirubinegehalte kan onnauwkeurige SpO2-metingen tot gevolg hebben.
Intravasculaire kleurstoffen, zoals indocyaninegroen of methyleenblauw of extern aangebrachte kleurstoffen en textuur (zoals nagellak, glitter, enzovoort) kunnen onnauwkeurige SpO2-metingen veroorzaken.
Onnauwkeurige SpO2-metingen kunnen worden veroorzaakt door ernstige anemie, lage arteriële perfusie of bewegingsartefacten.
Week of dompel de sensor niet onder in vloeistoffen om schade te voorkomen.
De sensor in geen geval wijzigen of aanpassen. Wijzigingen of modificaties kunnen van invloed zijn op de prestaties en/of nauwkeurigheid.
Probeer sensoren of patiëntenkabels van Masimo niet opnieuw te gebruiken bij verschillende patiënten, opnieuw te prepareren of te recyclen, aangezien dit de elektrische onderdelen kan beschadigen en bij de patiënt
letsel tot gevolg kan hebben.
Een hoge zuurstofconcentratie kan bij premature baby's aanleg tot retinopathie veroorzaken. Daarom moet de bovengrens van het alarm voor de zuurstofverzadiging zorgvuldig worden gekozen volgens de aanvaarde
klinische normen.
Let op!: Vervang de sensor wanneer het bericht 'Sensor vervangen' wordt weergegeven of wanneer constant een bericht over lage SIQ wordt weergegeven nadat u de stappen voor probleemoplossing voor lage SIQ
hebt uitgevoerd volgens de gebruikershandleiding van het bewakingsapparaat.
OPMERKING: De sensor is voorzien van X-Cal™-technologie om het risico van onnauwkeurige afleeswaarden en onverwachtse onderbreking van de bewaking van de patiënt te beperken. De sensor bewaakt de patiënt
tot 168 uur, of tot 336 uur voor sensoren met vervangbare tape. Na gebruik bij een individuele patiënt moet u de sensor weggooien.
INSTRUCTIES: sensoren en kabel
A) De meetplaats kiezen
Kies altijd een goed doorbloede plaats die het detectorvenster van de sensor volledig bedekt.
De plaats moet vrij van verontreiniging en droog zijn voordat u de sensor aanbrengt.
M-LNCS, LNCS NeoPt, NeoPt-L, NeoPt-3 en NeoPt-500 (sensoren voor te vroeg geborenen)
• < 1 kg
Het verdient de voorkeur de sensor op de voet aan te brengen. U kunt ook de palm en de rug van de hand gebruiken.
M-LNCS, LNCS Neo, Neo-L en Neo-3 (sensoren voor pasgeborenen/volwassenen)
• < 3 kg
Het verdient de voorkeur de sensor op de voet aan te brengen. U kunt ook de palm en de rug van de hand
• > 40 kg Het verdient de voorkeur de sensor op de middel- of ringvinger van de niet-dominante hand aan te brengen.
M-LNCS, LNCS Inf, Inf-L en Inf-3 (sensoren voor baby's)
• 3-20 kg Het verdient de voorkeur de sensor op de grote teen aan te brengen. U kunt ook de teen naast de grote teen of de duim gebruiken.
M-LNCS, LNCS Pdtx en Pdtx-3 (sensoren voor kinderen)
• 10-50 kg Het verdient de voorkeur om de sensor op de middel- of ringvinger van de niet-dominante hand aan tebrengen.
M-LNCS, LNCS Adtx en Adtx-3 (sensoren voor volwassenen)
• > 30 kg Het verdient de voorkeur de sensor op de middel- of ringvinger van de niet-dominante hand aan te brengen.
B) De sensor op de patiënt aanbrengen
1. Open het zakje en neem de sensor eruit. Verwijder de strip van de sensor, indien aanwezig.
TE VROEG GEBORENEN (< 1 kg) en PASGEBORENEN (< 3 kg)
2. Zie figuur 1a. Bij gevoelige huidtypen kan de kleefkracht worden verminderd of opgeheven door de kleefvlakken vochtig te maken met een wattenstaafje of met gaas. Deze stap is niet van toepassing op de NeoPt-500.
3. Zie figuur 1b. Richt de sensorkabel zo dat deze van de patiënt vandaan of langs de zool van de voet loopt. Breng de detector om het gedeelte van de voetzool aan dat er aan de zijkant vlezig uitziet en lijn het geheel uit met
de vierde teen. De detector kan ook aan de bovenkant van de voet worden aangebracht (niet weergegeven). Nauwkeurige gegevens worden alleen verkregen als het detectorvenster volledig is bedekt.
4. Zie figuur 1c. Wikkel de kleef-/schuimstrook om de voet en zorg ervoor dat het zendervenster (rode ster) pal boven de detector zit. Zorg ervoor dat de detector en zendervensters goed uitgelijnd blijven terwijl u de kleefstrook
vastmaakt om de sensor vast te zetten.
5. Zie figuur 1d. Controleer of de sensor correct is geplaatst en verplaats deze eventueel.
BABY'S (3-20 kg)
2. Zie figuur 2a. Richt de sensorkabel zo dat deze van de patiënt vandaan of langs de zool van de voet loopt. Breng de detector aan op het vlezige gedeelte van de grote teen. Nauwkeurige gegevens worden alleen verkregen als het detectorvenster
volledig is bedekt.
3. Zie figuur 2b. Wikkel de kleefstrook rond de teen en zorg ervoor dat het zendervenster (rode ster) bovenop de teen pal tegenover de detector komt te zitten.
4. Zie figuur 2c. Controleer of de sensor correct is geplaatst en verplaats deze eventueel.
KINDEREN (10-50 kg) en VOLWASSENEN (> 30 kg)
2. Zie figuur 3a. Richt de sensorkabel zo dat de detector als eerste kan worden aangebracht. Plaats de vingertop zo op de stippellijn dat het vlezige deel van de vinger het detectorvenster afdekt. Zie figuur 3b. Druk de vleugels een voor een
op de vinger. Nauwkeurige gegevens worden alleen verkregen als het detectorvenster volledig is bedekt.
3. Zie figuur 3c. Vouw de sensor zo over de vinger dat het zendervenster (rode ster) op de nagel zit. Vouw de vleugels een voor een om de vinger. Zie figuur 3d. Als ze correct zijn aangebracht, zitten de zender en de detector
verticaal op één lijn.
4. Controleer of de sensor correct is geplaatst en verplaats deze eventueel (de zwarte strepen moeten op één lijn zitten).
C) De sensor aan de patiëntenkabel bevestigen
M-LNCS
Zie figuur 4. Steek het verbindingsstuk van de sensor helemaal in het verbindingsstuk van de patiëntkabel en slot in plaats.
LNCS
Raadpleeg afbeelding 5. Plaats de sensorconnector in de juiste richting en breng de sensorconnector volledig aan in de connector van de patiëntenkabel (1). Sluit het beschermdeksel volledig (2).
Opnieuw bevestigen
VOLWASSENEN EN KINDEREN
• De sensor kan opnieuw bij dezelfde patiënt worden aangebracht als de zend- en detectorvensters schoon zijn en het kleefmiddel nog aan de huid plakt.
BABY'S EN PASGEBORENEN
• Zie figuur 6a. De kleefstroken die bij de sensoren M-LNCS, LNCS Inf, Inf-L, Inf-3, Neo, Neo-L en Neo-3 worden geleverd zijn dubbelzijdige stroken die worden gebruikt als het zelfklevende behandelen de optische componenten
niet meer voldoende hechten.
• Zie figuur 6b. Plaats een kleefstrook zo over elk venster van de sensor dat het witte gebied op de aangegeven manier buiten het kleefgebied valt. Verwijder het beschermende papier van de stroken en breng de sensor opnieuw
op dezelfde patiënt aan.
• Zie figuur 6c. Als het kleefmiddel op de eerste set stroken niet meer hecht, kan er een tweede set worden aangebracht. Er mogen maximaal drie sets kleefstroken over elkaar op elk venster worden aangebracht.
• Als het kleefmiddel niet meer aan de huid plakt, moet u een nieuwe sensor gebruiken.
NB: Ontkoppel de sensor van de sensorkabel voordat u deze opnieuw aanbrengt of het kleefmiddel opfrist.
De sensor van de patiëntenkabel loskoppelen
M-LNCS
Zie figuur 7. Trek flink aan de sensorconnector om deze uit de patiëntenkabel te verwijderen.
LNCS
Raadpleeg afbeelding 8. Licht het deksel op om bij de sensorconnnector te komen (1). Trek flink aan de sensorconnector om deze uit de patiëntenkabel te verwijderen (2).
LET OP
Week of dompel de sensor niet in vloeistofoplossingen, dit om schade te voorkomen. Niet proberen te steriliseren met bestraling, stoom, autoclaveren of enige andere methode dan etheenoxide zoals aangegeven.
STERILISATIE
De sensoren M-LNCS, LNCS Adtx, Adtx-3, Pdtx, Pdtx-3, Neo, Neo-L, Neo-3, NeoPt, NeoPt-L, NeoPt-3, NeoPt-500, Inf, Inf-L en Inf-3 mogen worden gesteriliseerd met ethyleenoxide (EO). De sensoren blijven tijdens de sterilisatie
in hun zakje of zijn omwikkeld met een sterilisatiewikkel. Bij toepassing van sterilisatiezakken uitsluitend door de FDA goedgekeurde sterilisatiezakken gebruiken. Hierna volgt de gevalideerde sterilisatiecyclus:
Preconditionerings-parameters
Temperatuur
Relatieve vochtigheidsgraad
Instelpunt (vacuüm)
Preconditionings-tijd
Sterilisatie-parameters
Temperatuur
Relatieve vochtigheidsgraad
EO-concentratie
Blootstellingsduur aan gas (volledige cyclus)
M-LNCS, LNCS Adtx, Adtx-3, Pdtx of Pdtx-3 omwikkeld of in zakje
M-LNCS, LNCS Inf, Inf-L, Inf-3, Neo, Neo-L, Neo-3, NeoPt, NeoPt-L, NeoPt-3 of NeoPt-500 in zakje
M-LNCS, LNCS Inf, Inf-L, Inf-3, Neo, Neo-L, Neo-3, NeoPt, NeoPt-L, NeoPt-3 of NeoPt-500 omwikkeld
Verluchtingsduur
Verluchtingstemperatuur
gebruiken.
54°C
40%
1,3 psia
30 minuten
54°C
40%
600-750 mg/L
120 minuten
120 minuten
180 minuten
12 uur
51-59°C
22
6698G-eIFU-1016

Publicidad

loading

Este manual también es adecuado para:

Lncs serie