Par.
Omschrijving
5.07 MINIMUM WERKFREQUENTIE
5.08 MAXIMUM WERKFREQUENTIE
FREQUENTIE STARTEN
5.09
HULPPOMP
VERTRAGING STARTEN
5.10
HULPPOMP
VERTRAGING STOP
5.11
HULPPOMP
5.12 DIGITALE UITGANG 1
5.13 DIGITALE UITGANG 2
5.14 UITGANG RELAIS 1
5.15 UITGANG RELAIS 2
Programmering
Ehd.
Defect
Min.
Max.
Hz
25
10
50
Hz
50
25
65
Hz
50
25
50
Sec
2
1
200
Sec
2
1
10
Ongebruikt
Externe stop
Externe stop INV
Ongebruikt
2e toewijzing
2e toewijzing INV
Flow Sensor NC
Ongebruikt
Zie parameter 5.12
UIT
Alarm (NO)
Alarm (NC)
In werking
UIT
Externe stop
In droge werking
Klok (NO)
Klok (NC)
UIT
Alarm (NO)
Alarm (NC)
In werking
UIT
Externe stop
In droge werking
Klok (NO)
Klok (NC)
128
Opmerkingen
Minimum frequentie waarmee wij de pomp laten
werken.
Maximum frequentie waarmee wij de pomp laten
werken.
Indien de pomp in werking deze frequentie bereikt,
geeft hij de hulppomp opdracht om te starten.
Tijd die verstrijkt totdat de hulppomp wordt gestart nadat
wordt voldaan aan de voorwaarde van parameter 5.09.
Tijd die verstrijkt nadat er in een systeem 2 of meer
pompen onder parameter 1.4 werken totdat de
hulppompen gestopt worden.
We kunnen de digitale ingang gebruiken als een
systeemstartstop door het ingangscircuit te sluiten of
door het te openen als we de INV-optie selecteren.
Het kan ook op dezelfde manier worden gebruikt als
een tweede ingestelde druk. Als het circuit van de
geprogrammeerde ingang wordt gesloten, negeert
het systeem de tweede ingestelde druk (parameter
5.05). De beschreven bewerking is omgekeerd als we
de INV-optie kiezen.
"Flow Sensor NC" kan worden geselecteerd wanneer
een flowsensor beschikbaar is, die de pomp zal stoppen
wanneer het contact wordt geopend.
Het selecteren van "Ongebruikt" heeft geen invloed
op het systeem.
Zie parameter 5.12
Het doel van deze parameter is externe signalen te activeren.
UIT: Het relais schakelt nooit in.
Alarm (NO): De estafette is gesloten voordat een alarm.
Alarm (NC): de estafette wordt geopend voor een alarm.
In werking: Het relais schakelt in wanneer de installatie
in werking is.
Externe stop: Het relais schakelt in wanneer er een externe
stop aanwezig is (om aan deze voorwaarde te voldoen,
moeten we één van de digitale ingangen als „In werking/
Stop" hebben geprogrammeerd).
In droge werking: Het relais schakelt in wanneer de
omvormer een droge werking detecteert.
Klok (NO): De estafette sluit afhankelijk van de
uurgegevens geprogrammeerd in de parameters 5.16 en
5.21.
Klok (NC): De estafette wordt geopend afhankelijk van
de uurgegevens geprogrammeerd in de parameters 5.16
en 5.21.
Zie parameters 5.14
NL