Probleem
Het geluid is onderbroken.
Geen geluid
Kabels verkeerd aangesloten.
Er is geen geschikte ingangsbron
geselecteerd.
De SPEAKERS-keuzeknop is niet correct
ingesteld.
De beveiliging is in werking getreden
Het geluid valt
door een kortsluiting, enz.
plotseling weg.
Kabels verkeerd aangesloten.
Er komt slechts aan
één kant geluid uit de
luidspreker.
De BALANCE-regelaar is verkeerd
ingesteld.
De + en – kabels zijn omgekeerd
De lage tonen klinken
aangesloten op de versterker of de
te zwak en de
luidsprekers.
weergave is
sfeerloos.
Kabels verkeerd aangesloten.
U hoort een
"gezoem".
De platenspeler is niet verbonden met de
GND-aansluiting.
De platenspeler is aangesloten op andere
Het volumeniveau is
aansluitingen dan de PHONO-
laag bij het afspelen
aansluitingen.
van een plaat.
De plaat wordt afgespeeld op een
platenspeler met een MC-cartridge.
De component aangesloten op de LINE 2
Het volumeniveau kan
REC- of LINE 3 REC-aansluitingen van
niet verhoogd worden
dit toestel is uitgeschakeld.
of het geluid is
vervormd.
De stroom van dit toestel is uitgeschakeld
Het geluid is van
of dit toestel is ingesteld op stand-
mindere kwaliteit
bymodus.
wanneer u luistert
met een
hoofdtelefoon
verbonden met de cd-
speler of het
cassettedeck die op
dit toestel
aangesloten zijn.
De LOUDNESS-regelaar is in werking.
Het geluidsniveau is
laag.
De CD DIRECT AMP-schakelaar is
De ingangsbron kan
ingeschakeld.
niet veranderd
worden hoewel er aan
de INPUT-keuzeknop
gedraaid wordt.
De CD DIRECT AMP- of de PURE
Het gebruik van de
DIRECT-schakelaar is ingeschakeld.
BASS-, TREBLE-,
BALANCE- en
LOUDNESS-regelaars
beïnvloedt de
klankkwaliteit niet.
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Druk op MUTE op de afstandsbediening om opnieuw
geluid uit te voeren.
Sluit de stereokabel voor audiotoestellen en de
luidsprekerkabels correct aan. Als het probleem zich
blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
Kies een geschikte ingangsbron met de INPUT-
keuzeknop op het voorpaneel (of een van de
invoerkeuzetoetsen op de afstandbediening).
Stel de overeenkomstige SPEAKERS-keuzeknop in
op de A-, B- of A+B-stand.
Controleer of de IMPEDANCE SELECTOR-
instelling juist is.
Controleer of de luidsprekerkabels niet in contact
staan met elkaar en of ze geen kortsluiting tegen het
achterpaneel van het toestel veroorzaken. Schakel
vervolgens de stroom van het toestel terug in.
Verbind de kabels correct. Als het probleem zich
blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
Stel de BALANCE-regelaar in op de geschikte stand.
Sluit de luidsprekerkabels aan op de juiste + en –
aansluitingen.
Sluit de audiostekkers stevig aan. Als het probleem
zich blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
Verbind de platenspeler met de GND-aansluiting van
dit toestel.
Verbind de platenspeler met de PHONO-
aansluitingen.
Gebruik een platenspeler uitgerust met een MM-pick-
upelement.
Schakel de stroom van de component in.
Schakel de stroom van dit toestel in.
Stel de LOUDNESS-regelaar in op de FLAT-stand.
Schakel de CD DIRECT AMP-schakelaar uit.
De CD DIRECT AMP- of de PURE DIRECT-
schakelaar moet uitgeschakeld zijn om deze regelaars
te gebruiken.
PROBLEMEN OPLOSSEN
Zie
pagina
3
6
9
9
5
6
6
10
6
6
6
6
—
—
9
11
10
10
13
Nl