Hoofdstuk 3
Geavanceerde instellingen WLAN
AP Isolation
(AP-isolatie) Hiermee worden alle draadloze
clients en draadloze apparaten in uw netwerk van elkaar
gescheiden. Draadloze apparaten kunnen communiceren
met de router, maar niet met elkaar. Selecteer Enabled
(Ingeschakeld) als u deze functie wilt gebruiken. AP-isolatie
is standaard uitgeschakeld.
Frame Burst
(Frame-burst) Met deze optie nemen de
prestaties van uw netwerk toe, afhankelijk van de leverancier
van uw draadloze producten. Als u de optie voor frame-burst
wilt inschakelen, gebruikt u de standaardinstelling Enabled
(Ingeschakeld).
Authentication Type
(Verificatietype) De standaardwaarde
is Auto (Automatisch) waardoor Open System-verificatie of
verificatie met een gedeelde sleutel kan worden gebruikt.
Bij Open System-verificatie gebruiken de verzender en de
ontvanger GEEN WEP-sleutel voor de verificatie. Bij verificatie
met een gedeelde sleutel gebruiken de verzender en de
ontvanger wél een WEP-sleutel voor de verificatie.
Basic Rate
(Basissnelheid) De instelling Basic Rate (Basissnelheid)
is niet één vaste overdrachtssnelheid, maar een reeks snelheden
waarmee de router kan zenden. (De basissnelheid is niet
gelijk aan de daadwerkelijke gegevensoverdrachtssnelheid.
Als u de gegevensoverdrachtssnelheid van de router wilt
opgeven, configureert u de instelling Overdrachtssnelheid.)
De router geeft de basissnelheid door aan de andere draadloze
apparaten in het netwerk, zodat deze weten welke snelheden
worden gebruikt. De router zal ook bekendmaken dat deze
automatisch de beste overdrachtssnelheid zal selecteren.
De standaardinstelling is Default (Standaard), waarbij de router
kan zenden met alle draadloze standaard gegevenssnelheden
(1-2 Mbps, 5,5 Mbps, 11 Mbps, 18 Mbps en 24 Mbps).
Transmission Rate
(Overdrachtssnelheid) De snelheid van
gegevensoverdracht dient ingesteld te worden op basis
van de snelheid van uw draadloze netwerk. Selecteer een
overdrachtssnelheid of kies Auto (Automatisch) als u de router
de hoogst mogelijke gegevenssnelheid wilt laten gebruiken en
Auto-Fallback (Automatisch terugvallen) wilt inschakelen. Met
Auto-Fallback (Automatisch terugvallen) wordt onderhandeld
over de beste verbindingssnelheid tussen de router en een
draadloze client. De standaardwaarde is Auto (Automatisch).
N Transmission Rate
(N-overdrachtsnelheid) De snelheid van
de gegevensoverdracht moet worden ingesteld op basis van
de snelheid van uw Wireless-N netwerk. U kunt het bereik van
de overdrachtssnelheden selecteren of Automatisch selecteren
als u de router de hoogst mogelijke gegevenssnelheid wilt
laten gebruiken en de functie voor automatisch terugvallen
wilt instellen. Met Auto-Fallback (Automatisch terugvallen)
wordt onderhandeld over de beste verbindingssnelheid tussen
de router en een draadloze client. De standaardinstelling is
Auto (Automatisch).
Transmission Power
(Zendvermogen) Selecteer het juiste
niveau zendvermogen: High (Hoog), Medium (Gemiddeld) of
Low (Laag). In de meeste gevallen kunt u de standaardinstelling
High (Hoog) gebruiken.
CTS Protection Mode
(CTS-beveiligingsmodus) De router
maakt automatisch gebruik van de CTS Protection Mode
(CTS-beveiligingsmodus) wanneer uw Wireless-N en Wireless-G
apparaten ernstige problemen ondervinden en niet naar
Simultaneous Dual-Band Wireless-N Gigabit-router
Geavanceerde configuratie
de router kunnen verzenden in een omgeving met zwaar
802.11b-verkeer. Met deze optie kan de router alle Wireless-N
en Wireless-G overdrachten beter opvangen, maar nemen de
prestaties zeer sterk af. Als u deze optie wilt gebruiken, houdt u
de standaardinstelling Auto (Automatisch) aan. Wilt u deze optie
uitschakelen, dan selecteert u Disabled (Uitgeschakeld).
Beacon
Interval
(Bakeninterval)
pakketbroadcast van de router voor de synchronisatie van
het draadloze netwerk. Geef een waarde op tussen 20-1000
milliseconden. De waarde van het bakeninterval geeft het
frequentie-interval van het baken aan. De standaardwaarde
is 100.
DTIM Interval
(DTIM-interval) Deze waarde, die tussen 3 en
255 ligt, geeft het DTIM-interval (Delivery Traffic Indication
Message) aan. Een DTIM-veld is een aftelveld dat de clients
informatie verstrekt over het volgende venster voor het luisteren
naar broadcast- en multicast-berichten. Als er zich broadcast-
of multicast-berichten voor gekoppelde clients in de buffer
van de router bevinden, verzendt de router de volgende DTIM
met een DTIM-intervalwaarde. De clients krijgen de bakens
door en worden geactiveerd. Vervolgens kunnen de clients
de broadcast-berichten en multicast-berichten ontvangen.
De standaardwaarde is 3.
Fragmentation Threshold
(Fragmentatiedrempel) Deze waarde
geeft de maximale grootte van een pakket aan voordat de
gegevens over meerdere pakketten worden verdeeld. Als er zich
veel pakketfouten voordoen, kunt u de fragmentatiedrempel
iets verhogen. Als u de fragmentatiedrempel te laag instelt, kan
dat slechte netwerkprestaties veroorzaken. Het is raadzaam
de verlaging van de standaardwaarde tot een minimum te
beperken. In de meeste gevallen kan de standaardwaarde
2346 worden gebruikt.
RTS Threshold
(RTS-drempel) Bij een inconsistente gegevensstroom
is het raadzaam de verlaging van de standaardwaarde, 2347,
tot een minimum te beperken. Als een netwerkpakket de
vooraf ingestelde RTS-drempel niet overschrijdt, wordt de
RTS/CTS-techniek niet ingeschakeld. De router verzendt RTS-
frames (Request to Send) naar een bepaald ontvangststation
en onderhandelt over het verzenden van een gegevensframe.
Het draadloze station reageert op de ontvangst van de RTS
met een CTS-frame (Clear to Send) ter bevestiging van het
recht de overdracht te beginnen. De RTS-drempel moet op
de standaardwaarde 2347 zijn ingesteld.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes (Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Een
baken
is
een
19