De stof blijft glad en vertoont geen plooien.
8.3.2. Onzuivere naden
De bovendraad zit te strak en trekt de onderdraad naar boven.
De onderdraad verschijnt op de bovenste stoflaag.
Oplossing:
Stel de bovendraadspanning op een laag nummer in door aan de
regelaar voor de bovendraadspanning (14) te draaien.
Bovendraad zit te los. De onderdraad trekt de bovendraad naar
beneden. De bovendraad verschijnt aan de onderkant van de
stoflaag.
Oplossing:
Stel de bovendraadspanning op een hoger nummer in door aan
de regelaar voor de bovendraadspanning (14) te draaien.
8.4. Instelling van de eindpositie van de
naald
De naaimachine beschikt over een mechanisme voor het positio-
neren van de naald die de naald steeds in de bovenste of onder-
ste positie plaatst als het naaiproces is voltooid.
U kunt instellen of de naald in de bovenste of onderste positie
moet worden geplaatst.
Aan het begin van elk naaiwerk is het mechanisme voor het posi-
tioneren van de naald op de bovenste positie ingesteld. Dit is zin-
vol voor de meeste naaiklussen.
Als u de eindpositie van de naald wilt wijzigen, gaat u als volgt te
werk:
Druk eenmaal op de toets voor het positioneren van de
naald (7) om de positionering voor de onderste stand in te
stellen.
De naald wordt in de onderste positie geplaatst.
Als u nogmaals op de toets voor het positioneren van de
naald (7) drukt, wordt de naald weer in de bovenste stand ge-
plaatst.
TIP
Bij naaiwerk waarbij vaak van naairichting moet worden veran-
derd is het zinvol de naaldpositie op de onderste stand in te stel-
len omdat de stof dan gemakkelijker kan worden gedraaid.
Instellingen
DE
FR
NL
IT
ES
111 van 224