Het moduswiel
Door aan het moduswiel te draaien kunt u 8 verschillende opnamemodi instellen; de modi
Aangepaste scène
belichting M , Panoramafunctie
In de scènemodus S C N kunt u kiezen uit verschillende soorten opnamen om een beter resul-
taat te verkrijgen bij de gewenste scène.
De volgende functies zijn beschikbaar:
Symbool
AANGEPASTE SCÈNE
DIAFRAGMA-INSTELLING
HANDMATIGE BELICH-
PANORAMAFUNCTIE
OPNAMEMODUS
62
, Programma P , Sluiterinstelling S , Diafragma-instelling A , Handmatige
en Serie-opname
Modus
PROGRAMMA
SLUITER-
INSTELLING
TING
SERIEFUNCTIE
kunnen direct worden gebruikt.
Beschrijving
De camera analyseert de opnamesituatie en
schakelt automatisch naar de passende scene-
modus (zie pagina 63).
De camera stelt automatisch de juiste opname-
instellingen in, bijv. belichtingstijd en diafragma-
waarde.
Met deze functie kunt u de diafragmawaarde in-
stellen (zie pagina 64).
Met deze functie kunt u de sluitertijd instellen
(zie pagina 64).
Met deze functie kunt u de sluitersnelheid en de
diafragmawaarde instellen (zie pagina 65).
Met deze functie kunt u via maximaal 3 samen-
gevoegde foto's een panoramafoto maken (zie
pagina 65).
Met deze functie kunt u een reeks opnamen ma-
ken (zie pagina 67).
Voor bepaalde opnamesituaties of motieven
kunt u vooraf ingestelde opnamemodi selecte-
ren waarin een voorgeprogrammeerde automa-
tische instelling gebruikt wordt (zie pagina 68).