Volgens de EN 60335-2-79/A1 norm.
3.2.2
Eventueel gebruikte chemische detergen-
ten moeten zo volledig mogelijk biologisch
afbreekbaar zijn.
Wij raden het reinigingsmiddel HOBBY
FOAM (# 3206) aan.
3.2.3
Het reinigen van motoren van voertuigen
is uitsluitend toegestaan in ruimtes die zijn
uitgerust met een voor het doel geschikte
olieafscheider.
3.3
VEILIGHEIDSVOORZIENING
3.3.1
De regelklep is tevens een drukregelklep.
Als het pistool wordt gesloten gaat de klep
open en circuleert het water in de pom-
paanzuiging.
4
INSTALLATIE
4.1
Koppel de lans aan het pistool,
draai hem vast tot beide delen
volledig zijn geblokkeerd. FIG.4A
4.2
Sluit het pistool aan op de hogedrukslang.
FIG.4B
4.3
Sluit de hogedrukslang aan op de water-
uitlaat (Outlet) van de hogedrukreiniger.
FIG.4C
4.4
Sluit de watertoevoerslang FIG.4D (niet
geleverd) aan op de inlaat (Inlet) van de
hogedrukreiniger. Verzeker u ervan dat de
slang een binnendiameter heeft van ten-
minste 13 mm en dat hij verstevigd is. De
waterkraan moet een watertoevoer garan-
deren die tenminste gelijk is aan de capa-
citeit van de hogedrukreiniger.
De temperatuur van het aan-
gevoerde water mag niet
hoger zijn dan 60°C. De toevoerdruk van
het water mag niet hoger zijn dan 10 bar.
4.4.1
LET OP! De hogedrukreiniger
mag alleen met schoon water
werken. Niet gefilterd water of bijtende
chemicaliën zijn schadelijk voor de
hogedrukreiniger.
4.5
Zet de motorschakelaar in de stand "0".
FIG. 5B
4.6
Controleer of de spanning-frequentie
(Volt/Hz) waarde van het stopcontact dat
u wilt gebruiken overeenstemt met de
waarde afgebeeld op het typeplaatje van
het apparaat. FIG.4E
Als alles in orde is kunt u met de hande-
lingen voor de inwerkingstelling beginnen
en de stekker in het stopcontact steken.
Sluit de hogedrukreiniger alleen aan op
stopcontacten met een volgens de voor-
schriften aangebrachte aarding. Een
aardlekschakelaar (30 mA) zal de per-
soonlijke veiligheid tijdens de werking
bevorderen.
LET OP! Tijdens het opstarten
van het apparaat kunnen elektri-
sche storingen optreden.
4.6.1
Als de motor afslaat tijdens het gebruik of
niet opnieuw aanslaat, dient u 2÷3 minu-
ten te wachten alvorens opnieuw te star-
ten.
INTERVENTIE VAN DE WARMTESCHAKELAAR
5
GEBRUIK
5.1
Open de kraan van de waterleiding volle-
dig.
5.2
Ontkoppel de veiligheidsafsluiter, FIG.
5A, open het pistool en houd hem
enkele seconden lang geopend om de
lucht en de restdruk van de leidingen
af te blazen.
5.3
Start, met het geopende pistool, de motor
door de schakelaar in te drukken. FIG. 5B
Draai de drukregelaar rechtsom in de
gewenste stand. FIG. 5C (BIJ DE
MODELLEN DIE HIERMEE ZIJN UITGE-
RUST).
5.3.1
Houd, bij het opnieuw starten van de
motor het pistool open.
5.4
GEBRUIK VAN HET REINIGINGSMID-
DEL
5.4.1
LET OP: het vloeibare reiniging-
smiddel moet onder lage druk
worden verspreid. Zie "5.5 correct
gebruik van de standaardaccessoires"
5.4.2
Vul het reinigingsmiddelreservoir via het
mondstuk tot aan het aangegeven niveau.
FIG. 5D
5.4.3
Selecteer de LAGE DRUK (zie instruc-
ties), het reinigingsmiddel zal worden aan-
gezogen en met het water worden ver-
mengd. De aanzuiging kan worden gere-
geld met de speciale knop. FIG. 5F
5.4.4
U kunt het aangezogen en met water ver-
mengde reinigingsmiddel nu gaan ver-
spreiden.
5.5
Correct gebruik van de standaardacces-
soires FIG. 5E
5.5.1
De hogedrukreiniger is uitgerust met de
regelbare sproeikop, met enkele belangrij-
ke functies:
5.5.2
Werking bij LAGE DRUK (Voor het aan-
zuigen en verspreiden van het reinigings-
middel).
5.5.3
Werking bij HOGE DRUK (Voor het spoe-
len en krachtig reinigen).
5.5.4
Regeling van de waterstraal van gecon-
centreerd tot waaiervormig. (Bij de versies
waarvoor dit is voorzien) FIG.5E
5.6
CORRECT
SPROEIKOP
(Voor de modellen die hiermee zijn uitge-
rust)
Nederlands
GEBRUIK
DRAAIENDE
41