GRAPHITE 58G009 Manual De Instrucciones página 97

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 86
Na aansluiting van de oplader op het netwerk (230 V AC) gaat de
groene diode (9) op de oplader branden, wat het aansluiten van
de spanning weergeeft.
Na het plaatsen van de accu (7) in de oplader (10) gaat de rode
diode (9) op de oplader branden, wat het opladen van de accu
weergeeft.
Tegelijkertijd gaan de groene diodes (12) van de indicatie van
de oplaadstatus met een pulslicht in verschillende combnaties
branden (zie eronder).
• Pulslicht van alle diodes - de accu is leeg en moet worden
opgeladen.
• Pulslicht van 2 diode's - accu is gedeeltelijk leeg.
• Pulslicht van 1 diode - accu is bijn volgeladen.
Als de accu vol is, gaat de diode (9) op de oplader met een groen
licht branden en alle diodes van de indicatie van de oplaadstatus
van de accu (12) gaan met een constant licht branden. Na een
bepaalde tijd (ong. 15 sec.) gaan de diodes van de oplaadstatus
van de accu (12) dimmen.
De accu mag niet langer dan 8 uur worden opgeladen. De
overschrijding van deze tijd kan een beschadiging van de
cellen van de accu als gevolg hebben. Na het volladen van de
accu gaat de oplader niet automatisch uit. De groene diode op
de oplader gaat steeds branden. De diodes van de indicatie
van de oplaadstatus van de accu gaan na een bepaalde tijd
dimmen. Voordat de accu uit de oplader weg te nemen,
onderbreek de verbinding met de spanning. Vermijd korte,
opeenvolgende oplaadbeurten. Laad de accu's niet bij na een
kort gebruik van het toestel. Een aanzienlijke verkorting van
de tijd tussen de nodige oplaadbeurten houdt in dat de accu
verbruikt en uitgewisseld dient te worden.
Tijdens het oplaadproces raken de accu's heet. Begin nooit
met het werk als de accu pas opgeladen werd – wacht totdat
de accu tot de kamertemperatuur afkoelt. Op die manier
kunnen de beschadigingen van de accu worden voorkomen.
INDICATIE VAN DE OPLAADSTATUS VAN DE ACCU
De accu is voorzien van een indicatie van de oplaadstatus van
de accu (3 LED diode's) (12). Om de oplaadstatus van de accu te
checken, druk op de knop van de indicatie van de oplaadstatus
(11) (afb. C). Het branden van alle 3 diodes geeft een hoog
oplaadniveau van de accu weer. Het branden van 2 diodes geeft
een gedeeltelijk lege accu weer. Het branden van alleen maar 1
diode geeft een lege accu en de noodzaak van het opladen weer.
MONTAGE EN UITWISSELING VAN DE WERKSTUKKEN
De boorhamer is voor het werk met werktuigen met SDS-Plus
boorkoppen aangepast. Alvorens met het werk te beginnen, reinig
de boorkop en het werktuig. Plaats een beetje smeer op de pen van
het werktuig.
De boorhamer is voorzien van een clic- clic systeem (tijdens
montage van het werktuig hoeft de klemhuls (2) niet afgetrokken
te worden).
• Plaats de draairichting schakelaar (3) in de midden stand.
• Plaats de pin van het werkstuk in de boorkop (1), totdat een
weerstand voelbaar is (het werkstuk dient zo geplaatst te worden,
zodat het de juiste positie bereikt) (afb.D).
• Het werktuig zit goed als het niet mogelijk is om het zonder de
klemhuls af te trekken weg te nemen.
• Indien de klemhuls (2) niet in de vorige positie terugkomt, neem
het werktuig weg en herhaal de gehele operatie.
De hoge efficiency van de boorhamer wordt bereikt alleen bij
toepassing van scherpe en niet beschadigde werktuigen.
DEMONTAGE VAN HET WERKSTUK
Na beëindiging van het werk kan het werktuig heet zijn. Vermijd
het direct contact en gebruik beschermende werkhandschoenen.
Na gebruik maak de werktuigen schoon.
• Trek naar achteren en houd de klemhuls (2) vast.
• Met de tweede hand trek het werkstuk naar voren (afb. D).
OVERBELASTINGSKOPPEL
De boorhamer is van intern ingestelde overbelastingskoppel
voorzien. De spil van de boorhamer stopt als het werktuig klem
raakt waardoor een overbelasting van het elektrogereedschap kon
ontstaan.
WERK / INSTELLINGEN
AAN-/UITZETTEN
Aanzetten – druk op de hoofdschakelaar (4).
Uitzetten – maak de hoofdschakelaar (4) los.
Het bereik van het toerental wordt door de drukkracht op de
hoofdschakelaar (4) geregeld.
Elk indrukken van de hoofdschakelaar (4) laat de diode (LED) (6) die
het werkplek verlicht branden.
DRAAIRICHTING NAAR RECHTS - NAAR LINKS
De draairichting van de spil wordt met behulp van de draairichting
schakelaar (3) gekozen.
Naar rechts draaien – zet de schakelaar (3) helemaal naar links.
(afb. E).
Naar links draaien – zet de schakelaar (3) helemaal naar rechts.
* In sommige gevallen kan de positie van de schakelaar ten opzichte van de
draairichting verschillend zijn dan beschreven. Volg de grafische tekens op de
draairichting schakelaar of de behuizing van het toestel.
Een veilige positie van de draairichting schakelaar (3) die het
ongewenst starten van het elektrogereedschap onmogelijk maakt,
bevindt zich in het midden.
• In deze positie kan het toestel niet ingeschakeld worden.
• In deze positie kunnen de boren uitgewisseld worden.
• Alvorens het toestel in te schakelen, controleer of de draairichting
schakelaar (3) in de juiste positie zich bevindt.
Het is verboden om de draairichting tijdens het draaien van de
spil van de boorhamer te wijzigen. Voordat het toestel aan te
zetten, controleer of de draairichting schakelaar in de juiste
positie zich bevindt. Gebruik de draairichting naar links nooit
tezamen met de hamer-functie.
WERKMODI-KNOP
De boorhamer is van een 2-standen werkmodi-knop (5) voorzien.
De mogelijke werkmodi zijn: boren zonder of met hamer-functie
(afb. F).
Het boren met de hamer-functie eist een geringe druk op de
boorhamer. Te grote druk kan onnodig te grote belasting op de
motor uitoefenen. Controleer regelmatig de technische toestand
van de werkstukken. Indien nodig dienen de werkstukken geslepen
of uitgewisseld worden.
Voor de wijziging van de werkmodi-knop (5) druk op de blokkade
van de „a" schakelaar (afb. F).
Pos. O - Boren zonder hamer-functie (hamersymbool)
Pos. I - boren met hamer-functie (boor- en hamersymbool)
Het is verboden om de ligging van de draaiknop tijdens het werk
als de spil draait, proberen te wijzigen. Zulke handeling kon tot
ernstige beschadiging van de boorhamer leiden en zelfs tot
letsels van de gebruiker.
BOREN VAN OPENINGEN
• Indien een grote opening geboord moet worden, is het
aangeraden om eerst een kleinere opening te maken en daarna
deze uit te breiden. Op die manier gaat de boorhamer niet
overbelast raken.
• Bij de uitvoering van diepe openingen boor eerst op kleinere
diepte en trek de boor terug om het stof uit de opening te kunnen
verwijderen.
97

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido