LET OP!
Bij het opstarten van de motor wordt te-
gelijkertijd ook de snij-inrichting ingeschakeld.
De motor stopt automatisch wanneer men de hendel (1) los-
laat.
2.2 Afstelling van de maaihoogte
De maaihoogte kan door middel van de speciale hendels (1)
afgesteld worden.
De hoogte moet voor de vier wielen gelijk zijn.
U MAG DIT ENKEL DOEN ALS DE SNIJ-INRICHTING STIL
STAAT.
2.3 Bedieningshendel aandrijving
(indien aanwezig)
Voor de modellen met aandrijving, wordt de grasmaaier ge-
start met de bedieningshendel (1) tegen de handgreep ge-
duwd.
De grasmaaier stopt met rijden als de hendel losgelaten
wordt.
LET OP!
Om te vermijden de aandrijving te be-
schadigen, mag men de machine niet achteruit trekken
met de aandrijving ingeschakeld.
3. HET GRAS MAAIEN
OPMERKING Met deze machine kan men het gras op ver-
schillende wijzen maaien; vooraleer het werk aan te vangen,
raadt men aan de machine af te stellen al naargelang de
wijze waarop men het gras wil maaien. U MAG DIT ENKEL
DOEN ALS DE MOTOR UITGESCHAKELD IS.
3.1a Voorbereiding voor het maaien en opvangen
van het gras in de opvangzak:
– Plaats de achterste aflaatbeveiliging (1) omhoog en be-
vestig de opvangzak (2) correct zoals aangegeven op de
afbeelding.
3.1b Voorbereiding voor het maaien
en uitlaat van het gras achteraan:
– Verwijder de opvangzak en zorg ervoor dat de achterste af-
laatbeveiliging (1) stabiel omlaag blijft.
– Bij de modellen met mogelijkheid tot zijdelingse aflaat: zorg
ervoor dat de zijdelingse aflaatbeveiliging (4) omlaag is.
3.1c
Voorbereiding voor het maaien en fijnmalen
van het gras ("mulching" functie – indien
voorzien):
– Bij de modellen met mogelijkheid tot zijdelingse aflaat: zorg
ervoor dat de zijdelingse aflaatbeveiliging (4) omlaag is.
– Til de achterste aflaatbeveiliging (1) op en voer de deflec-
tordop (5), lichtjes naar rechts hellend, in de aflaatopening;
zet hem met beide spillen (6) vast in de voorziene gaten tot
u de vertanding (7) hoort vastklikken.
Til de achterste aflaatbeveiliging (1) op en druk in het mid-
den om de vertanding (7) los te haken en de deflectordop (5)
te verwijderen.
3.1d Voorbereiding voor het maaien en zijdelingse
uitlaat van het gras (indien voorzien):
– Til de achterste aflaatbeveiliging (1) op en voer de deflec-
tordop (5), lichtjes naar rechts hellend, in de aflaatopening;
zet hem met beide spillen (6) vast in de voorziene gaten tot
u de vertanding (7) hoort vastklikken.
– Plaats de zijdelingse aflaatdeflector (8) zoals aangegeven
op de afbeelding.
– Hersluit de zijdelingse aflaatbeveiliging (4) zodat de zijde-
lingse aflaatdeflector (8) geblokkeerd is.
Til de achterste aflaatbeveiliging (1) op en druk in het mid-
den om de vertanding (7) los te haken en de deflectordop (5)
te verwijderen.
3.2 Opstarten
Bevestig het verlengsnoer correct zoals aangegeven.
Om de motor aan te schakelen, drukt men op de veiligheids-
toets (2) en trekt men aan de hendel (1) van de schakelaar.
3.3 Het gras maaien
Let erop dat de elektrische kabel zich, tijdens het snijden,
steeds achter uw rug bevindt en langs de kant van het gazon
dat reeds gemaaid werd.
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds op dezelfde
hoogte en afwisselend in de twee richtingen gemaaid wordt.
Wanneer de opvangzak te vol wordt, wordt het gras niet meer
efficiënt opgevangen en verandert het geluid van de gras-
maaier.
Om de opvangzak te verwijderen en te ledigen,
– de schakelhendel loslaten en wachten tot de snij-inrich-
ting stil staat;
– de achterste aflaatbeveiliging (2) omhoog plaatsen, de
handgreep vastnemen en de opvangzak verwijderen; de
opvangzak rechtop houden.
• In geval van "mulching" of uitlaat van het gras ach-
teraan: vermijd steeds grote hoeveelheden gras af te snij-
den. Maai nooit meer dan een derde van de totale hoogte
van het gras in een enkele beurt! Pas de rijsnelheid aan
de toestand van het grasveld en de hoeveelheid gemaaid
gras aan.
• In geval van zijdelingse uitlaat (indien voorzien): het
is raadzaam een baan te volgen waarbij het gemaaide gras
niet op het deel van het veld dat nog gemaaid moet worden,
uitgelaten wordt
• In geval van opvangzak met signaalinrichting van de
inhoud (indien voorzien): tijdens het werk, wanneer de
snij-inrichting in beweging is, blijft de signaalinrichting om-
hoog zolang de opvangzak in staat is het gemaaide gras te
ontvangen; wanneer de inrichting omlaag gaat, betekent dit
dat de opvangzak vol is en dat hij geledigd moet worden.
Raadgevingen voor de zorg van het gazon
Iedere soort gras heeft verschillende kenmerken en er kun-
nen dus verschillende werkwijzen nodig zijn om het gazon te
verzorgen; lees steeds de aanwijzingen op de zaadverpak-
kingen met betrekking op de maaihoogte, en al naargelang
de groeicondities van de zone waar men werkt.
Houd er rekening mee dat de meeste soorten gras uit een
steel en een of meerdere bladeren bestaan. Als de bladeren
volledig afgemaaid worden, wordt het gazon beschadigd en
zal het moeilijker teruggroeien.
Over het algemeen, gelden de volgende aanwijzingen:
– een te laag maainiveau veroorzaakt scheuren en leegtes in
het grasveld, en een "gevlekt" aspect";
– in de zomer, moet het gras hoger gemaaid worden om te
vermijden dat het terrein uitdroogt;
– maai het gras niet wanneer het nat is; dit zou de werkzaam-
heid van de snij-inrichting verminderen omwille van het
gras dat eraan vastkleeft en zou scheuren in het grasveld
veroorzaken;
– indien het gras bijzonder hoog is, is het raadzaam eerst op
NL - 5