Instelling van meetmodus en meeteenheid
Door bediening van de bedienknop bij ingeschakeld, niet geplaatst apparaat
■
worden de mogelijke meetmodi en
De actuele meetmodus wordt in het display gemarkeerd weergegeven.
3
Door bediening van de bedienknop wordt naar de volgende meetmodus
■
omgeschakeld.
Deze wordt geactiveerd, wanneer voor ca. 2 seconden de knop niet meer
3
wordt bediend.
UNIT
Wordt
gemarkeerd, wordt een menu met
■
de ingestelde meeteenheid gemarkeerd is.
Door knopdruk kan de andere eenheid worden geselecteerd.
■
Metingen met de dualsonde
Het apparaat biedt verschillende mogelijkheden voor selectie van de meetmo-
dus. De instelling van de meetmodus kan via bediening van de bedientoets bij
ingeschakeld apparaat als hiervoor beschreven gebeuren.
Fe- of NFe-modus
Bij toepassingen, waarbij het substraat duidelijk is vastgesteld, kan de Fe- of
■
NFe-modus vast worden ingesteld.
De actueel gebruikte meetmodus wordt aan de linker rand weergegeven.
3
Fe/NFe-modus
Bij lopende wissel tussen stalen- en niet ijzeren-substraten kan de modus Fe/
■
NFe worden geactiveerd.
De modus wordt in het display door een symbool met twee ronde pijlen
3
weergegeven.
Het apparaat bevindt zich in halfautomatisch bedrijf.
3
Daarbij verschijnt bij een wissel van het substraat een melding, die op de
3
wissel opmerkzaam maakt en oproept tot herhaald meten door optillen en
weer opleggen.
Met de NFe-meetprocedure is het mogelijk, op een ferromagnetische
ondergrond (bijv. ijzer staal) een meting uit te voeren.
56
UNIT
weergegeven.
μm
mil
en
geopend, waarin