Nederlands
• De elektronische module moet in zone 2 in een behuizing
worden gemonteerd met minstens veiligheidsgraad IP 54
(verklaring van de fabrikant voor zone 2 moet voorhanden
zijn).
Bedraden van de terminalmodule TM-IM/EM, TM-EM/EM
• Neem voor het leggen van de kabels en bij het bedraden
de installatie- en opstellingsvoorschriften volgens
EN 60 079-14 in acht alsook de specifieke voorschriften
van het land.
• Bij de bedrading moet u op een strikte scheiding van
intrinsieke en niet-intrinsieke leidingen letten. Zij dienen in
van elkaar gescheiden kabelkanalen te worden geleid.
• Op de terminalmodule mogen actoren uit zone 0, zone 1,
zone 2 alsook zone 20, zone 21, zone 22 en uit het veilige
bereik worden aangesloten. De aansluittoewijzingen van
de elektronische module vindt u in de gebruikers-
handleiding Decentraal randapparaat ET 200iSP.
• De veiligheidstechnische gegevens (maximale waarden)
van de sensoren/actoren moeten aangepast zijn aan de
overeenkomstige maximale waarden van de elektronische
module. De maximale waarden van de sensoren/actoren
vindt u in de bijhorende certificaten inzake
explosieveiligheid. Volgens EN 60 079-14 geldt:
≤ U
≤ I
U
; I
0
i
0
Uitrusten
• Controleer de elektronische module op beschadigingen! U
mag alleen onbeschadigde elektronische modules op de
terminalmodule steken.
A5E00308221-09
≤ P
≥ C
; P
; C
i
0
i
0
≥ L
+ C
; L
i
leiding
0
Nederlands
+ L
i
leiding