een kruiskopschroevendraaier.
• Draai de afdekplaat (3, fig. 24) om bij de golfschroef (4,
fig. 26) te kunnen komen.
• Plaats de zaagbladsleutel op de spanschroef.
• Zoek naar de golfvergrendeling (5, fig. 25) op de motor
onder de aandrijfriemafdekking.
• Druk de golfvergrendeling in en houd deze vast terwijl u
het zaagblad met de klok meedraait. De golfvergrende-
ling sluit zich en vergrendelt de golf. Blijf de vergrende-
ling vasthouden terwijl u de sleutel met de klok mee-
draait om de vergrendeling los te maken.
• Verwijder de spanschroef (5, fig. 26), de spanflens (6,
fig. 26) en het zaagblad (7, fig. 26). Verwijder de bin-
nenste flens niet.
• Til de onderste doorzichtige kunststofzaagbladbescher-
ming (1, fig. 24) rechtop om het zaagblad te verwijde-
ren.
Let erop: Onthoud zorgvuldig de positie van de verwijderde
onderdelen en hun montagewijze. Verwijder zaagsel van de
flensen voordat u het nieuwe zaagblad monteert. Het 254
mm zaagblad heeft een 30 mm golfboring met een 16 mm
reductiestuk om aan de zaag te monteren.
Montage van het zaagblad
Trekt de stekker uit het stopcontact voordat u het zaagblad
verwisselt of installeert.
• Installeer een 254 mm zaagblad met een 16 mm golf.
Let u er daarbij op dat de richtingspijl op het zaagblad
overeenkomt met de pijl die met de klok mee gaat op de
bovenste zaagbladbeschermer, en dat de zaagbladtan-
den naar beneden wijzen.
• Bevestig
de
spanflens
zaagblad
en
de
golf.
schroef (6, fig. 26) op de golf tegen de klok in.
Belangrijk: Let erop dat de platte onderdelen van de
flens in de platte onderdelen op de golfschacht grijpen.
Eveneens moet de platte zijde van de spanflens in lijn
staan met het zaagblad.
• Plaats de zaagbladsleutel op de golfschroef.
• Druk de golfvergrendeling (5, fig. 25) in en houd deze
vast terwijl u het zaagblad tegen de klok in draait. Als
het blad in elkaar sluit drukt u de golfvergrendeling ver-
der in en trek u de spanschroef veilig aan.
• Draai de afdekplaat (3, fig. 24) in de oorspronkelijke
positie terug, totdat de sleuf in de afdekplaat over-
eenkomt met de schroef (2, fig. 24). Terwijl u de on-
derste
zaagbladbescherming
de schroef met een kruiskopschroevendraaier aan.
Let erop: De onderste zaagbladbescherming dient recht-
op te worden getild om toegang tot de afdekplaatschroef
te krijgen.
• Beweeg de doorzichtige zaagbladbescherming (1, fig.
24) naar onder en verzeker uzelf ervan dat deze nergens
aanloopt.
• Let erop dat de golfvergrendeling is losgemaakt zodat
het blad vrij kan draaien. Draai daarbij aan het blad tot-
dat de vergrendeling loskomt.
Let erop: Beide flensonderdelen moeten schoon zijn en
correct bevestigd. Schuif het blad naar beneden in de
onderste tafel en verzeker uzelf er door het handmatig
draaien van dat het noch aan het grondframe noch aan de
draaitafel aanloopt.
48 nederlandse
(4,
fig.
26)
aan
het
Schroef
de
span-
vasthoudt,
draait
u
m Elektrische aansluiting
• Stroomaansluitingen controleren. Geen defecte kabels
gebruiken. Zie elektrische aansluiting.
• Installatie, reparatie en onderhoudswerkzaamheden aan
de elektrische installatie mogen alleen door erkende
vaklieden worden uitgevoerd.
• Vóór het opheffen van storingen de machine uitschake-
len. Stekker uit het stopcontact nemen.
• Bij het verlaten van de werkplaats de motor uitschake-
len. Stekker uit het stopcontact nemen.
• Ook bij de geringste verplaatsing van de machine de
stroomvoorziening uitschakelen! Vóór de hernieuwde in-
gebruikneming de machine weer volgens de regels aan
het stroomnet aansluiten!
De ge•nstalleerde elektromotor is bedrijfsklaar aangeslo-
ten. De aansluiting voldoet aan de VDE en DINbepalin-
gen die hiervoor gelden. De stroomaansluiting bij de klant,
alsmede de gebruikte verlengkabel moeten aan deze voor-
schriften resp. de plaatselijk EVUvoorschriften voldoen.
Beschadigde elektrische aansluitkabels
Aan elektrische aansluitkabels ontstaat vaak isolatiescha-
de. Mogelijke oorzaken hiervan zijn:
• Beknelling, wanneer aansluitkabels door raam of deur-
spleten worden geleid.
• Breukpunten door het niet vakkundig bevestigen of ge-
leiden van de aansluitkabel.
• Sneden door over de aansluitkabel te rijden.
• Isolatieschade door de kabel uit de wandcontactdoos te
trekken.
• Scheuren door veroudering van de isolatie. Dergelijke
beschadigde elektrische aansluitkabels mogen niet wor-
den gebruikt, en zijn op grond van hun isolatieschade
levensgevaarlijk!
Elektrische aansluitkabels regelmatig op schade contro-
leren. Let erop dat tijdens de controle de aansluitkabel
niet met de stroomvoorziening is verbonden. Elektrische
aansluitkabels moeten voldoen aan de desbetreffende
VDE en DINbepalingen, alsmede aan de plaatselijke
EVEvoorschriften. Gebruik uitsluitend aansluitkabels met
typeaanduiding H 07 RN.
De opdruk van de typeaanduiding op de aansluitkabel is
verplicht!
Verlengsnoeren dienen tot 25 meter lengte een diameter
van 1,5 vierkante millimeter te hebben, en boven 25 meter
lengte ten minste 2,5 vierkante millimeter.
De stroomvoorziening wordt met 16A traag gezekerd.
Aansluitingen en reparaties van de elektrische installatie
mogen uitsluitend door een erkend elektricien worden uit-
gevoerd.
Bij vragen om inlichtingen a.u.b. de volgende gegevens
vermelden:
• Fabrikant van de motor, motortype
• Stroomsoort van de motor
• Gegevens op het machinetypeplaatje
• Gegevens over de elektrische besturing
Bij het terugzenden van de motor altijd de volledige aan-
drijvingeenheid met elektrische besturing meesturen.
Bij ongunstige stroomomstandigheden kan het tijdens het
inschakelen tot een korte
• spanningsdaling komen die andere apparaten kan beïn-
vloeden (bijv. flikkeren van een lamp).