NL
10.4.2. Aansluiting van een gasfles
met binnenliggende
kogelterugslagklep
(Zie afbeelding 10)
Controleer of in de gasflesaansluiting en in het
schroefstuk van de drukregelaar de dichtingen
aanwezig en onbeschadigd zijn. Gebruik geen
extra dichtingen.
Sluit de klep van de drukregelaar en houd deze
gedurende de gehele installatie gesloten.
Schroef zonder gereedschap handmatig de
drukregelaar vast en sluitend rechtsom in de
schroefdraad van de fles.
Schroef de kartelmoer van de slangleiding linksom
op het afvoerstuk van de drukregelaar. Voor het
sluitend vastdraaien van de kartelmoer moet u een
beksleutel met 17 mm bekwijdte gebruiken. Om te
voorkomen
dat
EEN DICHTHEIDSCONTROLE MET OPEN VLAM IS NIET TOEGESTAAN!
NIET ROKEN! EXPLOSIE- EN VERBRANDINGSGEVAAR!
38
er
een
niet
toegestane
krachtoverbrenging op het aansluitstuk van de
fles ontstaat, moet met een tweede beksleutel
de drukregelaar worden tegengehouden. Deze
sleutelwijdte is afhankelijk van de uitvoering van
de drukregelaar.
Sluit het tweede uiteinde van de slangleiding aan
op het aansluitstuk van de box en borg de
slangleiding met een slangklem (Afbeelding 8).
Open de gasklep en controleer de dichtheid van
alle verbindingen met een lekzoekspray.
Wanneer op de verbindingspunten geen
blaasjes ontstaan, zijn deze goed dicht.
Vóór de vervanging van een gasfles en/of
demontage van een slangleiding moet altijd
eerst de klep van de gasfles of van de drukregelaar
worden gesloten. Vervang poreuze of beschadigde
slangleidingen door nieuwe.
Afbeelding 10.