Ref. 11/500-B
Esto, en particular, facilita la realización de la instalación
y, en el En caso de que por cualquier motivo sea preciso
desconectar un altavoz de la línea, el resto de la instalación
sigue funcionando normalmente. Las tensiones constantes
disponibles en la salida del amplificador son de 50, 70 y
100 V. Para dimensionar correctamente la instalación (selección
de la tensión de línea del aparato y selección de la potencia del
difusor) es posible individuar varios procedimientos, presentados
a continuación con unos ejemplos numéricos.
3.3.3
Cálculo del número de difusores
(mediante las potencias)
Supongamos haber defi nido tanto el amplifi cador (es decir su
potencia de salida) como el tipo de difusor con consumo de
potencia correspondiente. En este caso el número máximo
de difusores que es posible conectar sobre la línea está
determinado por la siguiente fórmula:
número de difusores =
Ejemplo: se emplea un amplificador PMW240-B, capaz de
proporcionar una potencia de 240 W, con plafones de 10 W
nominales. Para saber cuántos difusores se pueden conectar en
la línea de salida se calcula:
número de difusores =
3.3.4
Cálculo del número de difusores
(mediante las impedancias)
Si el dato disponible es la impedancia del difusor, el número
máximo de difusores conectables a una línea es:
número de difusores =
donde la impedancia nominal del amplifi cador se saca de la
tabla 3.3.1.
Ejemplo: se emplea un amplifi cador PMW240-B con difusores
que tienen una impedancia nominal de 833 (correspondientes
a una potencia de 12 W en línea de 100 V). De la tabla 3.3.1 se
saca que la impedancia nominal de la línea de salida de 100 V es
de 42 . Por lo tanto:
número de difusores =
Fig./Afb. 3.3.2.1
potencia amplifi cador
potencia difusor
240 W
= 24
10 W
impedancia nominal difusor
impedancia amplifi cador
833
= 19
42
- PMS2000 System -
PMW60-B, PMW120-B, PMW240-B
Hierdoor is het systeem gemakkelijk aan te leggen, en in het geval
één luidspreker om wat voor reden dan ook van de lijn wordt
afgekoppeld, blijft de rest van het systeem gewoon doorwerken. De
constante spanningen die beschikbaar zijn aan de uitgang van de
versterker bedragen 50, 70 en 100 V. Om de correcte dimensies
van het systeem te bepalen (keuze van de lijnspanning van het
apparaat en keuze van het vermogen van de luidspreker) kunnen
verschillende procedures worden gevolgd. Rekenvoorbeelden van
deze procedures vindt u hieronder.
3.3.3
Berekening van het aantal luidsprekers
(op grond van het vermogen)
We veronderstellen dat zowel de versterker (dat wil zeggen het
uitgangsvermogen van de versterker) als het type luidspreker en
het opgenomen vermogen hiervan gedefi nieerd zijn. In dit geval
wordt het maximum aantal luidsprekers dat op de lijn kan worden
aangesloten bepaald aan de hand van de volgende formule:
Aantal luidsprekers =
Voorbeeld: er wordt een PMW240-B versterker gebruikt die
een vermogen van 240 watt levert, met plafondfi ttingen met
een nominaal vermogen van 10 watt. Om te weten hoeveel
luidsprekers er op de uitgangslijn kunnen worden aangesloten
berekent men:
Aantal luidsprekers =
3.3.4
Berekening van het aantal luidsprekers
(op grond van de impedantie)
Indien we daarentegen de impedantie van de luidspreker kennen,
is het maximum aantal luidsprekers dat op een lijn kan worden
aangesloten:
nominale luidsprekerimpedantie
Aantal luidsprekers =
waar de nominale impedantie van de luidspreker kan worden
afgeleid uit tabel 3.3.1.
Voorbeeld: er wordt een PMW240-B versterker gebruikt met
luidsprekers met een nominale impedantie van 833 ohm (dit komt
overeen met een vermogen van 12 watt op 100 volt lijn). Uit tabel
3.3.1 kan men afl eiden dat de nominale impedantie van de 100
volt uitgangslijn 42 ohm bedraagt. Dus:
Aantal luidsprekers =
kracht versterker
kracht luidsprekers
240 W
= 24
10 W
versterkerimpedantie
833
= 19
42
31