DE LOOPBAND AANSPANNEN
Nadat de loopband in de gebruikspositie is geplaatst, moeten de spanning en centrering
van de band worden gecontroleerd. Na de twee eerste bedrijfsuren moet de band
mogelijk worden afgesteld. Onder invloed van de temperatuur, vochtigheidsgraad en het
gebruik kan de band aan een wisselend tempo uitrekken. Als de band begint te glijden
wanneer er een gebruiker op staat, neem dan de onderstaande richtlijnen in acht.
1) Zoek de twee zeskantbouten aan de achterkant van de loopband. De bouten bevinden
zich aan elk uiteinde van het frame aan de achterkant van de loopband. Met deze
bouten wordt de bandroller aan de achterkant afgesteld. Stel deze bouten pas af als
de loopband is ingeschakeld. Zo voorkomt u dat u ze aan één kant te sterk aanspant.
2) De band moet aan iedere zijde op gelijke afstand van het frame staan. Als de
band één kant aanraakt, schakel de loopband dan niet in. Draai de bouten aan
elke zijde ongeveer een volledige slag naar links. Centreer de band handmatig
door de band van de ene naar de andere zijde te duwen totdat hij evenredig
loopt met de zijrails. Draai de bouten even ver vast als toen de gebruiker ze heeft
losgedraaid, ongeveer een volledige slag. Controleer de band op beschadiging.
3) Start de loopband door op de GO-knop te drukken. Verhoog de snelheid tot circa 5 km/u
(~3 mph) en controleer de bandpositie. Als deze zich naar rechts verplaatst, draai dan de
rechterbout vast door deze een kwartslag naar rechts te draaien en draai de linkerbout
een kwartslag losser. Als deze zich naar links verplaatst, draai dan de linkerbout vast
door deze een kwartslag naar rechts te draaien en draai de rechterbout een kwartslag
losser. Herhaal stap 3 totdat de band een aantal minuten gecentreerd blijft.
4) Controleer de spanning van de band. De band moet erg strak zijn. Als
iemand op de band wandelt of rent, mag deze niet haperen of glijden.
Als dit wel het geval is, span de band dan aan door beide bouten een
kwartslag naar rechts te draaien. Herhaal dit indien nodig.
OPMERKING: Gebruik de oranje strip in de zijwaartse positie van de zijrails om
te controleren of de band juist gecentreerd is. De band moet worden aangepast
totdat de rand van de band parallel is aan de oranje of witte strip.
WAARSCHUWING!
Ren niet sneller dan 5 km/u (~3 mph) tijdens het centreren. Houd uw vingers, haar en kleding te allen tijde uit de buurt van de band.
Loopbanden zijn uitgerust met handgrepen aan de zijkant en een stuur vooraan voor ondersteuning
en noodstop, druk op de noodknop om het apparaat te stoppen in een noodgeval.
VOORDAT U DE LOOPBAND GEBRUIKT
Voer de initiële configuratie en kalibrering uit met behulp van de automatische
kalibrering in de 'Beheermodus' of 'Techniekmodus'.
OPMERKINGEN:
• Sta NIET op de band tijdens het automatische kalibreringsproces.
• Pas de helling NIET aan totdat de initiële configuratie en de auto-kalibratie zijn voltooid.
• Start de loopband NIET of druk NIET op een snelheidsknop terwijl de loopband aangespannen
wordt totdat u het wordt opgedragen/totdat u hiertoe de opdracht krijgt.
36
SPANT DE RECHTERKANT VAN DE ROL AAN
DE BAND LIGT TE VER NAAR RECHTS
SPANT DE LINKERKANT VAN DE ROL AAN
DE BAND LIGT TE VER NAAR LINKS