5. Leide de bevestigingsschroeven (2a)
door de boorgaten aan de onderste
stangen en de beugelgreep (1).
6. Draai de snelspanner (2) op de beves-
tigingsschroeven (2a).
7. Vergrendel de snelspanners (2) door
ze in de richting van de beugelgreep
(1) te drukken.
Ze moeten zodanig tegen de beugel-
greep leunen, dat een spanning met
matige kracht kan plaatsvinden.
Anders moet de snelspanner (2) vol-
gens de wijzers van de klok worden
vastgedraaid of tegen de wijzers van
de klok worden losgedraaid.
Kabelklemmen vastklikken:
8. Bevestig de meegeleverde kabelklem-
men (
10) op de onderste stang (3)
en zet er de klemmen het apparaat-
snoer (11) mee vast.
Grasbak monteren
1. Steek de draaggreep van de grasbak
(21) in de bovenkant van de grasbak
(8b).
2. Bevestig de draaggreep van de gras-
bak (21) met een kruiskopschroeven-
draaier (17).
3. Steek de boven- en onderkant (8b)
van de grasbak (8a+8b) samen.
Bediening
Opgelet: apparaat niet zonder
volledig aangebrachte stootbe-
scherming of grasvangmand be-
dienen. Er bestaat gevaar voor
verwondingen!
Grasvangmand inhaken /
afnemen
Grasvangmand inhaken:
1. Til de stootbescherming (9) op.
2. Hang de grasvanger (8) in de daar-
voor bestemde houder voor de gras-
vanger (22) aan de achterkant van het
apparaat.
3. Positioneer de stootbescherming (9)
op de grasvangmand (8), hij houdt
deze in de juiste positie.
Grasvangmand afnemen:
4. Til de stootbescherming (9) op.
5. Haakt u de grasvangmand (8) uit en
klap de stootbescherming (9) terug
aan de apparaatbehuizing.
Om de grasvangmand te ledigen,
verwijzen wij ook naar hoofdstuk
„Afvalverwijdering/milieubescher-
ming".
In- en uitschakelen
1. Steek de netstekker van het netsnoer
in het stopcontact (13) op de beugel-
greep (1).
2. Vorm uit het uiteinde van het netsnoer
een lus en haak deze in de trekontlas-
ting (12) van het snoer in.
3. Sluit het apparaat op de netspanning
aan.
4. Let er vóór het inschakelen op dat het
apparaat geen voorwerpen raakt.
5. Om het apparaat in te schakelen,
drukt u op de
ontgrendelknop (15) op
de schakelkast (14) en
houdt u tegelijkertijd de
starthendel (16) ingedrukt. Laat de
ontgrendelknop (15) los.
6. Om uit te schakelen, laat u
de starthefboom (16) los.
NL
STOP
START
I
3
2
STOP
3
1
START
I
2
59