3.5 Loc besturen
De rijregelaar bestuurt altijd maar één
locomotief en wel die locomotief die op
de adreskeuzeschakelaar uitgekozen is.
Alle andere locomotieven rijden met de
laatst ingestelde snelheid door.
Opmerking: indien een ander adres
gekozen wordt en de rijregelaar staat in
een bepaalde stand, dan rijdt de zojuist
"verlaten" loc met deze ingestelde snel-
heid door.
Rijregelaar naar rechts draaien
(maximaal tot de aanslag):
de loc gaat sneller rijden.
Rijregelaar in de stand "0"
(linker aanslag):
loc stopt.
Pas na hem opnieuw aan te kiezen kan
de loc weer bestuurd worden. Na het
omschakelen naar een andere locomo-
tief duurt het nog een klein momentje
voordat de gekozen loc ook daadwerke-
lijk kan worden bestuurd. Deze eigen-
schap maakt het mogelijk over andere
adressen heen te draaien zonder dat de
daarbij behorende locomotieven door de
actuele stand van de rijregelaar beïn-
vloed worden. Gebruik dit korte moment
om, na het kiezen van de locomotief, de
stand van de rijregelaar aan te passen
aan de ingestelde snelheid van de
gekozen locomotief of aan de gewenste
snelheid van de locomotief.
Rijregelaar naar links draaien:
de loc gaat langzamer rijden.
Rijregelaar door de linker aanslag
heen draaien:
omschakelen van de rijrichting.
37