6. Weerstandsmeting (zie afbeelding B)
6.1 Zet de schakelaar in de positie "Ω".
6.2 Steek de zwarte testkabel in de COM-ingang en de rode testkabel in de "VΩmA"-
ingang. Sluit de testkabels parallel aan op de weerstand.
Opmerking:
• Alvorens de weerstand te meten, schakelt u alle voeding naar het circuit uit en ontlaadt
u alle condensatoren.
• Als de weerstand bij het kortsluiten van de sondes meer dan 0,5 Ω bedraagt,
controleert u of de testkabels los zitten of beschadigd zijn.
• Als de weerstand open is of buiten het bereik valt, wordt het "OL"-symbool op het
display weergegeven.
• Bij het meten van een lage weerstand, produceren de testkabels een meetfout van
0,1 Ω–0,2 Ω. Om een nauwkeurige meting te verkrijgen, moet de getoonde waarde bij
het kortsluiten van de twee testkabels worden afgetrokken van de gemeten waarde.
• Bij het meten van een hoge weerstand boven de 1 MΩ, is het normaal dat het een paar
seconden duurt voordat de meetwaarden zich stabiliseren. Om snel stabiele data te
NL
verkrijgen, gebruikt u korte testkabels om hoge weerstand te meten.
TECHNISCHE SPECIFICATIES
Nauwkeurigheid: ± (% van meetwaarde + numerieke waarde van het minst significante getal).
Opmerking: Temperatuurcoëfficiënt= 0,1 × (gespecificeerde nauwkeurigheid)/°C
Functies
Gelijkspanning
(DC)
60
(<18°C of >28°C)
Bereik
Resolutie Nauwkeurigheid Info
200 mV
0,1 mV
2000 mV
1 mV
20,00 V
0,01 V
200,0 V
0,1 V
250 V
1 V
± (0,7%+3)
Overspanningsbeveiliging:
250 V rms (AC/DC)
± (0,5%+2)
Ingangsimpedantie:
± (0,7%+3)
ca. l0 MΩ.
± (0,7%+3)
D e r e s u l t a t e n k u n n e n
onstabiel zijn bij het mV-
bereik bij geen belasting.
De waarde wordt stabiel
zodra de belasting wordt
a a n g e s l o t e n . M i n s t
± (0,7%+3)
significante getal ≤ ±3.
Max. ingangsspanning:
±250 V, is de spanning
≥ 610 V, dan verschijnt het
"OL"-symbool.