Meetmodus selecteren
3
Selecteer METAL-Scan of AC-Scan met de modustoets (6). De
modusindicator (3) geeft de betreffende bedrijfsmodus aan. Aus om
veiligheidsredenen is de waarschuwing voor wisselspanning altijd
actief. De LED ‚Spanning (AC) gevonden' (4) brandt wanneer in het
meetbereik een spanningvoerende leiding voorhanden is.
Zoeken naar metaal
4
– Selecteer de modus METAL-Scan (toets 6).
– LED CAL (3) pinkt: Kalibreertoets indrukken (7) en wacht tot de
kalibrering afgesloten is. Houd het apparaat in de lucht, zodat
het van eventueel voorhanden metalen objecten verwijderd is. Zo
wordt de maximale gevoeligheid van het apparaat bereikt. Zie hier-
toe ook tip 1.
– CAL-LED (3) brandt continu: u kunt met de meting beginnen. Het
apparaat herkent nu metalen zoals wapeningsijzer, verwarmings-
en waterleidingen direct onder de pleisterlaag resp. houten lambri-
sering en ander niet-metallisch schotwerk.
– Apparaat op de muur plaatsen.
– Beweeg het apparaat langzaam over het oppervlak.
– Gewoonlijk meet het apparaat dankzij de fijne gevoeligheid in
een breed registratiebereik op het meetoppervlak. Wanneer u het
eigenlijke centrum van het meetobject wilt bepalen, moet u het
apparaat telkens van links en rechts in de richting van het object
bewegen. Tussen de beide markeringen ligt het midden van het
metalen object.
Tip 1: u kunt de gevoeligheid aanpassen om dichter bij het meetob-
ject te komen. Kalibreer daartoe op het oppervlak en druk de CAL-
toets (7) in, zodra de maximaal-weergave bij het naderen van het
object oplicht. Beweeg het apparaat vervolgens verder in de richting
van het object. Herhaal deze werkwijze totdat het object naar tev-
redenheid is gelokaliseerd.
Tip 2: de maximale weergave licht niet op, hoewel het LED-display
reageert. Zodra de sterkste weergave verschijnt, bevindt zich het
apparaat in de buurt van het metalen object. Breng op dit punt een
markering aan.
TwinFinder
=
=
NL
11