Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 36
worden gewijzigd om nauwkeurigere meetresultaten te verkrijgen.
Meting van de weerstand
Sluit de meetkabels aan op de met INPUT en COM gemarkeer-
de aansluitingen en zet de bereikschakelaar in de positie van de
weerstandsmeting. Plaats de meetpunten op de klemmen van het
te meten element en lees het meetresultaat af. Het meetbereik kan
worden gewijzigd om nauwkeurigere meetresultaten te verkrijgen.
Het is absoluut verboden om de weerstand te meten van ele-
menten waar elektrische stroom doorheen stroomt. Voor me-
tingen groter dan 1MΩ kan het enkele seconden duren voordat het
resultaat gestabiliseerd is, dit is de normale respons voor metingen
met een hoge weerstand.
Voordat de meetpunten op het werkstuk worden aangebracht,
wordt het overbelastingssymbool op het display weergegeven.
Capaciteitsmeting
Sluit de meetkabels aan op de met INPUT en COM gemarkeer-
de aansluitingen en zet de bereikschakelaar in de positie van de
weerstandsmeting. Zorg ervoor dat de condensator ontladen is
voor de meting. Meet nooit de capaciteit van een opgeladen
condensator, dit kan leiden tot schade aan de stroomtang en
tot elektrische schokken. Bij het meten van condensatoren met
hoge capaciteit kan het ongeveer 30 seconden duren voordat het
resultaat gestabiliseerd is.
Bij het meten van kleine capaciteiten, om een nauwkeuriger resul-
taat te verkrijgen, trekt u de capaciteit van de stroomtang en de
meetkabels af. Bij het meten van capaciteiten groter dan of gelijk
aan 20 mF, toont het display het symbool "OL".
Diodetest
Sluit de meetkabels aan op de met INPUT en COM gemarkeer-
de aansluitingen en zet de bereikschakelaar in de positie van de
weerstandsmeting. De meetklemmen worden in de geleidende
en barrièrerichting op de diodekabels aangebracht. Als de diode
werkt, kunnen we, wanneer de diode in de richting van de doorvoer
is aangesloten, de spanningsval op deze diode afl ezen, uitgedrukt
in mV. Indien aangesloten in de richting van de barrière, toont het
display het symbool voor overbelasting". Effi ciënte diodes worden
gekenmerkt door een lage weerstand in de geleidende richting en
een hoge weerstand in de barrièrerichting. Het is absoluut verbo-
den om de weerstand te meten van dioden waar elektrische
stroom doorheen stroomt.
Geleidingstest
Sluit de meetkabels aan op de met INPUT en COM gemarkeerde
aansluitingen. Stel de keuzeschakelaar in op het zoemersymbool.
Als destroomtang wordt gebruikt om de geleidbaarheid te meten,
zal een ingebouwde zoemer klinken wanneer de gemeten weer-
stand onder de 50 Ω zakt. In het bereik van 50 Ω tot 100 Ω is
ook een zoemergeluid te horen. Het is absoluut verboden om
de weerstand te meten van dioden waar elektrische stroom
doorheen stroomt.
Transistortest
Stel de meetbereikschakelaar in op de positie gemarkeerd met het
hFE-symbool (meting van de transistorversterkingsfactor). Afhan-
kelijk van het type transistor worden de transistoruitgangen op de
met PNP of NPN gemarkeerde aansluiting aangesloten en worden
de transistoruitgangen op plaatsen met de letters E - emitter, B
- basis, C - collector geplaatst. Als de transistor werkt en de aan-
sluiting correct is, wordt het resultaat van de versterkingsfactorme-
ting op het display uitgelezen. Het is absoluut verboden om de
weerstand te meten van transistors waar elektrische stroom
doorheen stroomt.
Temperatuurmeting
Sluit de uiteinden van de thermokoppeldraden aan op de INPUT
en COM-aansluitingen. Zet de meterkeuzeschakelaar op
positie. Breng het thermokoppel aan op het te meten object. Het
aan het product bevestigde thermokoppel maakt het mogelijk om
O
O O R S P R O N K E L I J K E I N S T R U C T I E S
NL
tot 250
C te meten. Voor het meten van hogere temperaturen
O
moet een thermokoppel voor het meten van hogere temperaturen
worden meegeleverd. Gebruik thermokoppels van het type K. Met
de toets SELECT/HOLD/* kan men de meeteenheid
lecteren.
Frequentiemeting
Sluit de meetkabels aan op de met INPUT en COM gemarkeerde
aansluitingen. Selecteer de frequentiemeting met de FUNC-toets,
op het display verschijnt het symbool "Hz". Lees het meetresultaat
af op het display. In geval van frequentiemeting moet de spanning
van het gemeten signaal in het bereik van 1 V rms tot 20 V rms
liggen. Bij het meten van een signaal met een spanning hoger dan
20 V rms ligt de meetnauwkeurigheid buiten het in de tabel aan-
gegeven bereik.

ONDERHOUD EN OPSLAG

Veeg de stroomtang af met een zachte doek. Grotere vervuiling
moet met een licht vochtige doek worden verwijderd. Dompel het
apparaat niet onder in water of een andere vloeistof. Gebruik geen
oplosmiddelen, bijtende of schurende middelen voor het reinigen.
Zorg ervoor dat de contacten van de stroomtang en de meetkabels
schoon blijven. Reinig de contacten van de meetkabels met een in
isopropylalcohol gedrenkte doek. Om de contacten van de stroom-
tang te reinigen, schakelt u de stroomtang uit en verwijdert u de
batterij. Draai de stroomtang om en schud hem voorzichtig zodat er
groter vuil uit de aansluitingen van de stroomtang ontsnapt. Week
een wattenstaafje licht doordrenkt met isopropylalcohol en maak
elk contact schoon. Wacht tot de alcohol verdampt en plaats ver-
volgens de batterij. De stroomtang moet worden opgeslagen in een
droge ruimte in de bijgeleverde eenheidsverpakking.
C /
F
O
C of
F se-
O
O
47

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido