All manuals and user guides at all-guides.com
OBJ_BUCH-939-003.book Page 64 Tuesday, June 10, 2014 3:11 PM
64 | Nederlands
Als het batterijsymbool
voor het eerst in het display verschijnt, zijn nog min-
stens 100 metingen mogelijk. Als het batterijsymbool knippert, moet u de bat-
terijen of accu's vervangen. Metingen zijn niet meer mogelijk.
Vervang altijd alle batterijen of accu's tegelijkertijd. Gebruik alleen batterijen of
accu's van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
Neem de batterijen of accu's uit het meetgereedschap als u het langdu-
rig niet gebruikt. Als de batterijen of accu's lang worden bewaard, kunnen
deze gaan roesten en leegraken.
Gebruik
Ingebruikneming
Laat het ingeschakelde meetgereedschap niet onbeheerd achter en
schakel het meetgereedschap na gebruik uit. Andere personen kunnen
door de laserstraal verblind worden.
Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel zonlicht.
Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme temperaturen of tem-
peratuurschommelingen. Laat het bijvoorbeeld niet lange tijd in de auto lig-
gen. Laat het meetgereedschap bij grote temperatuurschommelingen eerst
op de juiste temperatuur komen voordat u het in gebruik neemt. Bij extreme
temperaturen of temperatuurschommelingen kan de nauwkeurigheid van
het meetgereedschap nadelig worden beïnvloed.
Voorkom heftige schokken of vallen van het meetgereedschap. Na ster-
ke externe inwerkingen op het meetgereedschap dient u, voordat u de werk-
zaamheden voortzet, altijd een nauwkeurigheidscontrole uit te voeren (zie
„Nauwkeurigheidscontrole van het meetgereedschap", pagina 68).
In- en uitschakelen
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u kort op de aan/uit-toets 1
of op de toets Meten 9. Bij het inschakelen van het meetgereedschap wordt de
laserstraal nog niet ingeschakeld.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt u lang op de aan/uit-toets 1.
Als er ongeveer 5 min geen toets op het meetgereedschap wordt ingedrukt,
wordt het meetgereedschap automatisch uitgeschakeld om de batterij te ont-
zien.
Als er een meetwaarde is opgeslagen, blijft deze na het automatisch uitschake-
len bewaard. Na het opnieuw inschakelen van het meetgereedschap wordt „M"
in het display weergegeven.
Meten
Na het inschakelen werkt het meetgereedschap in de functie lengtemeting. An-
dere meetfuncties kunt u instellen door op de bijbehorende functietoets te
drukken (zie „Meetfuncties", pagina 65).
Als referentievlak voor de meting is na het inschakelen de achterkant van het
meetgereedschap gekozen. Zie voor het wisselen van het referentievlak „Refe-
rentievlak kiezen (zie afbeeldingen A–B)", pagina 65.
Na het kiezen van de meetfunctie en het referentievlak vinden alle overige stap-
pen plaats door het indrukken van de toets Meten 9.
Plaats het meetgereedschap met het gekozen referentievlak tegen de gewenste
meetlijn (bijvoorbeeld tegen de muur).
Duw voor het inschakelen van de laserstraal op de toets Meten 9.
Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk zelf niet in de la-
serstraal, ook niet vanaf een grote afstand.
Richt de laserstraal op het doeloppervlak. Druk opnieuw op de toets Meten 9
om de meting te starten.
1 609 92A 0JZ | (10.6.14)
Bosch Power Tools