G E B R U I K S A A N W I J Z I N G
Waarschuwing voor de veiligheid
De symbolen
op" geven mogelijke gevaren aan wanneer men zich niet aan de betreffen-
de voorschriften houdt:
GEVAAR
Elektrocutiegevaar
Bij het niet naleven van dit voorschrift bestaat
GEVAAR
de kans op schade aan personen of dingen.
Bij het niet naleven van dit voorschrift bestaat de
LET OP
kans op schade aan de pomp of aan de installatie.
1. Algemene aanwijzingen
De aanwijzingen die wij geven zijn ervoor bedoeld om informatie te
verstrekken over de juiste installatie en het optimale rendement van
onze pompen.
Het gaat om eentrapslenspompen voor huishoudelijk gebruik. De elek-
trische motor wordt d.m.v. stuwwater gekoeld.
De pompen zijn bestemd voor besproeiing of overheveling van schoon
of niet al te vies water (maximale doorsnede deeltjes in suspensie:
VIGILA = 4-10 mm, en VIGILEX = 24 mm) afkomstig van een put,
waterreservoir of zwembad en bij een maximum temperatuur van 35 °C.
LET OP. De juiste opvolging van de installatie- en gebruiksaan-
wijzingen garandeert de goede werking van de pomp. Verzuim
van de aanwijzingen uit deze gebruiksaanwijzing kunnen leiden
tot overbelastingen van de motor, aantasting van de technische
eigenschappen, reductie van de levensduur van de pomp en
allerlei andere gevolgen, waarvoor wij elke aansprakelijkheid
afwijzen.
GEVAAR, elektrocutiegevaar. De pomp kan niet in een zwem-
bad worden gebruikt terwijl er mensen aan het zwemmen zijn.
GEVAAR.
Steek nooit handen of voorwerpen in de zuig- of stuwmond.
De draaiende turbine zou ernstige schade veroorzaken.
2. INSTALLATIE
2.1 - Bevestiging
De pomp moet op een stevige en vlakke ondergrond steunen. Als op de
bodem van het reservoir modder of slijk licht, wordt aanbevolen om de
pomp op een verhoging (bijvoorbeeld een baksteen) te zetten, of om de
pomp d.m.v. een kabel via het gat van het daarvoor bestemde hengsel
op te hangen [fig. 3].
De pomp mag nooit aan de stroomkabel noch aan de drukleiding wor-
den opgehangen.
De pomp moet altijd in verticale stand worden geïnstalleerd.
Bij de automatische uitvoering met peilschakelaar (uitvoering A) kan
desgewenst het waterpeil voor de start en stop van de pomp worden
ingesteld. Dit gebeurt door de kabel van de vlotter door de haak te halen.
Controleer of de peilschakelaar vrij kan bewegen [fig. 1].
2.2 – Montage van de drukleidingen
Het gewicht van de buizen mag nooit op de pomp rusten.
Aanbevolen wordt om een terugslagklep aan te brengen om het leeglo-
samen met de woorden "gevaar" en "let
Bij het niet naleven van dit voorschrift
bestaat de kans op elektrocutie.
pen van de buis te voorkomen. De terugslagklep dient vaste lichamen
door te kunnen laten en moet zodanig ontworpen zijn dat de klep niet
verstopt raakt met aanslag en bezinksels.
Zorg ervoor dat de buis niet knikt en dat deze op juiste wijze op het
afvoeraansluitingspunt bevestigd blijft zitten. Als de bevestiging niet juist
is, wordt de uitgangsstroom in beide gevallen gereduceerd.
2.3 - Elektrische aansluiting
GEVAAR. Elektrocutiegevaar. De elektriciteitsinstallatie dient te
beschikken over een efficiënte aarding en moet voldoen aan de
geldige nationale normen.
De elektrische aansluiting gebeurt door de stekker op een stop-
contact met de overeenkomstige aardcontacten aan te sluiten.
De beveiliging van het systeem is gebaseerd op een differen-
tiaalschakelaar van hoge gevoeligheid (I
De motor is uitgerust met een warmtebeveiliging die de voeding
uitschakelt in geval van overbelasting.
2.4 - Controles voorafgaand aan de eerste inbedrijfstelling
LET OP. Controleer of de spanning en frequentie van het lichtnet
overeenkomen met die van het kenmerkenplaatje.
Zorg ervoor dat de pomp is ondergedompeld [fig. 2].
DE POMP MAG NIET OP HET DROGE FUNCTIONEREN.
3. INBEDRIJFSTELLING
Open alle doorstroomkleppen van de buizen.
Steek de stekker in het stopcontact. Bij de automatische uitvoeringen
start de pomp, als het waterpeil het juiste is. Het water dient er een
aantal seconden over te doen om langs de hele lengte van de buizen te
stromen.
Als de motor niet werkt of geen water aftapt, probeer dan de storing na
te gaan aan de hand van de lijst met de meest gebruikelijke storingen en
de mogelijke oplossingen ervan die op de volgende bladzijden wordt
gegeven.
GEVAAR. Aanraking met de draaiende turbine kan ern-
stige schade veroorzaken.
4. ONDERHOUD
Voor het juiste onderhoud van de pomp dienen de onderstaande aan-
wijzingen in acht te worden genomen:
GEVAAR. Elektrocutiegevaar. Schakel de pomp uit alvorens
deze te manipuleren.
Onder normale omstandigheden hebben deze pompen geen
onderhoud nodig.
Als de pomp lang ongebruikt gaat worden, wordt aanbevolen
om de pomp uit het reservoir te halen, hem schoon te maken en
op een droge, geventileerde plaats te bewaren.
LET OP: bij een storing, mag de vervanging van de elektrische
kabel of de manipulatie van de pomp alleen door een bevoeg-
de technische dienst worden uitgevoerd.
De pomp bevat geen giftig of verontreinigend materiaal waar-
door geen speciale behandeling nodig is wanneer hij wordt
weggegooid. De hoofdbestanddelen zijn op juiste wijze geïden-
tificeerd om ze op selectieve wijze uit elkaar te halen en weg te
gooien.
8
= 30 mA).
An