Beschadigde beveiligingsinrichtingen en onderde-
len moeten op deskundige wijze in een erkende en
gespecialiseerde werkplaats gerepareerd en ver-
vangen worden, voor zover niets anders in de ge-
bruiksaanwijzing aangegeven is.
Neem de volgende aanwijzingen in acht:
– Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen van het
elektrisch gereedschap en het oplaadapparaat
schoon blijven, zodat de koeling gegarandeerd is.
– Zorg ervoor dat de aansluitcontacten van het
elektrisch gereedschap, oplaadapparaat en ac-
cupack schoon blijven.
– Controleer de geleiderol regelmatig op slijtage.
– Ontdoe de spaankap regelmatig van stofafzettin-
gen.
– Reinig regelmatig de loopzool om krassen en
schuurdippen op het oppervlak te voorkomen.
Aanwijzingen voor accupacks
– Bewaar de accupacks bij voorkeur op een droge
en koele plaats bij een temperatuur van 5 °C tot
25 °C.
– De optimale capaciteit van de accupacks ligt bij
een temperatuurbereik van 20 °C tot 30 °C.
– Bescherm de accupacks zowel tegen vocht en
water als tegen hitte.
– Een substantieel kortere bedrijfsduur per lading
geeft aan dat het accupack verbruikt is en ver-
vangen dient te worden.
– Het Li-ion-accupack en het oplaadapparaat zijn
precies op elkaar afgestemd! De geïntegreerde
elektronica voorkomt een schadelijke overbelas-
ting of oververhitting bij het laden.
– Door het accupack in een bedrijfsklaar oplaadap-
paraat te laten zitten, wordt het door de constan-
te conditielading in geladen toestand gehouden.
– Laat lege accupacks niet langer dan ca. een
maand in het oplaadapparaat zitten wanneer het
oplaadapparaat van het elektriciteitsnet is ge-
scheiden. Er bestaat het gevaar van diepontla-
ding en daarmee van een vermindering van het
prestatievermogen van de accupacks.
– Om het gevaar van kortsluiting te voorkomen
dient het accupack in de meegeleverde verpak-
king bewaard te worden.
– Als Li-ion-accupacks langere tijd zonder gebruik
opgeslagen worden, moeten ze met 40 % capaci-
teit (ca. 15 min. laadduur) opgeladen zijn.
10
Accessoires
De bestelnummers voor accessoires en gereed-
schap vindt u in uw Festool-catalogus of op het in-
ternet op www.festool.com.
10.1
Zaagbladen, overige accessoires
Om uiteenlopend materiaal snel en zuiver te kun-
nen zagen biedt Festool voor alle werkzaamheden
zaagbladen aan die speciaal op Festool decoupeer-
zagen zijn afgestemd.
10.2
Zagen met speciale loopzolen
Met de speciale loopzolen beschermt u hoogwaar-
dige oppervlakken tegen krassen en schuurdippen.
Druk de loopzool in positie [7-1] in.
Schuif tegelijk de loopzool naar voren.
Plaats een andere loopzool en schuif deze naar
achteren tot hij inklikt.
10.3
Zagen met de hoektafel
De hoektafel WT-PS 400 dient voor het zagen van
buizen en binnen- en buitenhoeken tot 45°.
Bij het zagen met de hoektafel is geen af-
zuiging mogelijk!
Hoektafel monteren
Verwijder de zaagtafel [1-10], (zie hoofdstuk 7.4).
Plaats de hoektafel op de opname van de zaagtafel.
Sluit de wisselhendel [1-8].
Let erop dat de hoektafel stevig in de geleiding zit.
Hoek instellen
Draai aan de stelknop [8-1] om de gewenste
hoek in te stellen.
Met behulp van de schaal [8-2] kunt u de waarden
-45°, 0° en +45° instellen.
WAARSCHUWING
Zagen van zaagdieptes
Gevaar voor letsel
Kies de zaagbladlengte en de zaagdiepte zo, dat
het zaagblad in ieder geval in het werkstuk blijft
invallen.
Bij 0° zaagsnedes raden wij aan de hoektafel op
een licht negatief aantal graden in te stellen om
een stabiele loop te garanderen.
10.4
Zagen met de aanpassingstafel
De aanpassingstafel ADT-PS 400 dient ervoor om
de decoupeerzaag op de Festool geleiderail en de
cirkelsnijder KS-PS 400 aan te brengen.
Met geleiderail en cirkelsnijder: Max. mate-
riaaldikte 20 mm in acht nemen en alleen
vertande zaagbladen (FSG) gebruiken.
Aanpassingstafel monteren
Verwijder de zaagtafel [1-10] (zie hoofdstuk 7.4).
Plaats de aanpassingstafel [9-1] op de opname
C A R V E X
NL
55