7.2. Afvoerleidingwerk
• Zorg ervoor dat de afvoerleiding naar beneden loopt (met een helling van tenmin-
ste 1/100), naar buiten (lozing). Monteer geen stankafsluiter of andere onregelma-
tigheid in de leiding.
• Zorg ervoor dat kruiselings gemonteerde afvoerleiding niet langer is dan 20 m (het
hoogteverschil niet meegerekend). Voor lange afvoerleidingen moet u een steun-
beugel monteren om zakken van de leidingen te voorkomen. Monteer nooit een
ontluchtingspijp, omdat anders het afvalwater eruit kan komen.
• Gebruik een harde PVC-pijp VP-25 (buitendiameter ø 32 mm) voor de afvoerleidin-
gen.
• Zorg ervoor dat de verzamelleidingen 10 cm lager dan de afvoeruitlaat van het
apparaat zijn gemonteerd.
• Monteer geen stankafsluiter op de afvoeruitlaatopening.
• Zorg ervoor dat u de uitlaat van de afvoerleiding zo monteert dat deze geen stank
veroorzaakt.
• Doe het uiteinde van de afvoerleiding niet in een afvoer waar zich ionische gassen
ontwikkelen.
[Fig. 7.2.1] (P.4)
Juiste gemonteerde leidingen
Onjuist gemonteerde leidingen
A solatie (9 mm of dikker)
B Naar beneden lopende helling (1/100 of groter)
C Steunbeugel
K Luchtuitlaat
L Opstaand
M Stankafsluiter
Gegroepeerde leidingen
D Buitendiameter PVC-LEIDING Buitendiameter ø32
E Maak dit zo lang mogelijk. Ongeveer 10 cm.
F Binnenapparaat
G Maak de leidingen langer zodat deze kunnen worden gegroepeerd.
H Naar beneden lopende helling (1/100 of groter)
I Buitendiameter PVC-LEIDING Buitendiameter ø38 voor gegroepeerde leidingen.
(9 mm of dikkere isolatie)
Type PEFY-P·VMA-E2
J Max. 700 mm
N Afvoermof (accessoire)
O Horizontaal of licht naar boven hellend
[Type PEFY-P·VMA]
1. Steek de afvoermof (accessoire) in de afvoeruitlaat (insteekmarge: 32mm).
(Bevestig de leiding met lijm en borg haar met de band (klein, accessoire).)
2. Bevestig de afvoerleiding (buitendiameter PVC-LEIDING PV-25 Buitendiameter
ø32, zelf aan te schaffen). (Bevestig de leiding met lijm en borg haar met de band
(klein, accessoire).)
3. Breng isolatiemateriaal aan op de afvoerleiding (buitendiameter PVC-LEIDING
PV-25 Buitendiameter ø32) en op de bus (inclusief kniestuk).
4. Controleer de afwatering. (Raadpleeg [Fig. 7.3.1])
5. Bevestig het isolatiemateriaal en borg haar met de band (groot, accessoire) om
de afvoeruitlaat te isoleren.
[Fig. 7.2.2] (P.4) *alleen op het type PEFY-P·VMA-E2
A Binnenapparaat
B Klemband (accessoire)
C Zichtbaar deel
D Insteekmarge
E Afvoermof (accessoire)
F Afvoerleiding (buitendiameter PVC-LEIDING Buitendiameter ø32, zelf aan te schaffen)
G Isolatiemateriaal (zelf aan te schaffen)
H Klemband (accessoire)
8. Luchtkokers
• Als u kokers aansluit, moet u een canvas koker tussen het apparaat en de koker
monteren.
• Gebruik niet-brandbare materialen voor kokerdelen.
• Isoleer de invoerkokerflens en de uitlaatkoker helemaal om condens te voorko-
men.
• Zorg ervoor dat u de positie van het luchtfilter zodanig bepaalt dat u erbij kan voor
onderhoud.
[Fig. 8.0.1] (P.5)
<A> Bij achterinlaat
<B> Bij onderinlaat
A Koker
C Toegangsdeurtje
E Plafondoppervlak
G Laat voldoende afstand om kortsluiting te voorkomen
• Werkwijze voor ombouwen van de achterinlaat in een onderinlaat.
Voorzichtig:
Als de leiding op de inlaat aan de onderkant van het apparaat is aangesloten,
is het niveau van de geluidsdruk ongeveer 10 dB groter dan wanneer de
leiding op de inlaat aan de achterkant van het apparaat is aangesloten.
Daarom is het aanbevolen om de leiding op de achterste inlaat aan te sluiten.
Wanneer de inlaat onderaan het apparaat wordt gebruikt, verplaats de positie
van de inlaat op het binnenapparaat ten opzichte van de inlaat aan het plafond,
zoals getoond in de afbeeldingen <A> en <B> om het geluid te beperken.
B Luchtinlaat
D Canvas koker
F Luchtuitlaat
[Type PEFY-P·VMAL]
1. Steek de afvoermof (accessoire) in de afvoeruitlaat.
Het verbindingsstuk tussen het binnenapparaat en de afvoermof kan bij het
onderhoud worden losgemaakt. Maak het onderdeel vast met het bijgeleverde
stuk band, niet plakkend.
2. Bevestig de afvoerleiding (buitendiameter PVC-LEIDING Buitendiameter ø32,
zelf aan te schaffen).
(Bevestig de buis met lijm in het geval van een harde PVC-buis, en zet deze vast
met het band (klein, accessoire).)
3. Breng isolatiemateriaal aan op de afvoerleiding (buitendiameter PVC-LEIDING
Buitendiameter ø32) en op de bus (inclusief kniestuk).
[Fig. 7.2.3] (P.4) *alleen op het type PEFY-P·VMAL-E2
A Binnenapparaat
B Klemband (accessoire)
C Band voor vastmaken van onderdelen
D Insteekmarge
E Afvoermof (accessoire)
F Afvoerleiding (buitendiameter PVC-LEIDING Buitendiameter ø32, zelf aan te schaffen)
G Isolatiemateriaal (zelf aan te schaffen)
7.3. Afwatering bevestigen
Controleer dat het aanvoermechanisme op een normale manier het water
afvoert en dat er geen water uit de verbindingsstukken lekt.
• Controleer bovenstaande als het apparaat de omgeving verwarmt.
• Controleer bovenstaande voordat plafonds in nieuwbouw worden gemonteerd.
1. Verwijder de klep van de watertoevoeropening die zich aan dezelfde kant bevindt
als de leidingen van het binnenapparaat.
2. Vul de waterpomp met een watertank met water. Controleer dat u het uiteinde van
de pomp of tank tijdens het vullen in een afvoerbak steekt. (Als het uiteinde er niet
goed is ingestoken, dan kan er water over de machine stromen.)
3. Voer een test met het apparaat in koelmodus uit of sluit de connector aan op de
ON-zijde van de SWE-schakelaar op de printplaat voor de besturing van de bin-
nenunit. (De afvoerpomp en de ventilator werken hierdoor zonder afstandsbedie-
ning.) Gebruik een transparante leiding zodat u kunt controleren of het water
wordt afgevoerd.
SWE
SWE
Connector
OFF
ON
OFF
<OFF>
<ON>
4. Na de controle annuleert u de testmodus en schakelt u de voeding uit. Als de con-
nector is aangesloten op de ON-zijde van de SWE-schakelaar, maakt u deze los
en verbindt u deze met de OFF-zijde. Vervolgens brengt u de klep van de water-
toevoeropening in de oorspronkelijke positie aan.
SWE
SWE
Connector
OFF
ON
OFF
<ON>
<OFF>
[Fig. 7.3.1] (P.5)
A Steek het uiteinde van de pomp 2 to 4 cm in het apparaat.
B Verwijder de watertoevoeropening.
C Ongeveer 2500 cc
D Water
E Vulopening
F Schroef
[Fig. 7.3.2] (P.5)
<Printplaat besturing binnenunit>
[Fig. 8.0.2] (P.5)
A Filter
1. Verwijder de luchtfilter. (Verwijder eerst de bevestigingsschroef.)
2. Verwijder de bodemplaat.
3. Bevestig de onderplaat aan de achterkant van de behuizing. [Fig. 8.0.3] (P.5)
(De positie van de verbindingslippen op de plaat verschilt van die voor de achter-
inlaat.)
Wanneer de plaat achteraan
wordt bevestigd, steekt deze
boven het achterpaneel uit.
Buig de plaat om langs de
insnijding wanneer er boven de
unit niet voldoende ruimte over-
blijft.
4. Plaats het filter aan de onderzijde van het apparaat.
(Let op de correcte oriëntatie van de filter.) [Fig. 8.0.4] (P.5)
[Fig. 8.0.4] (P.5)
C Spijker voor bodeminlaat
ON
ON
B Bodemplaat
D Spijker voor achterinlaat
51