236254
3. Wanneer het lampje niet brand controleert u of de accu juist op de
oplader is geplaatst. Verwijder enig vuil dat mogelijk in het contactpunt
van de oplader gevallen is en zorg ervoor dat de contactpunten
van zowel de accu als de oplader schoon zijn en niet gebogen of
beschadigt. Wanneer het lampje niet brandt is er mogelijk een fout in
de accu
WAARSCHUWING: Het lampje geeft het laadniveau niet weer en de
oplader schakelt zichzelf niet automatisch uit wanneer de accu volledig is
opgeladen
4. Neem de accu na 3-5 uur laden van de oplader en ontkoppel de
oplader van de stroombron
WAARSCHUWING: Het overladen van de accu vermindert de capaciteit
en verkort de gebruiksduur. Overmatige overlading vernield de accu en de
oplader mogelijk
Verdere opmerkingen betreft het opladen:
• Buiten de eerste laadprocedure hoort de accu volledig ontladen te zijn
voordat deze wordt opgeladen om de levensduur te maximaliseren
• De accu hoort bij een omgevingstemperatuur tussen de 10 en 40°C
(dicht bij 20°C is ideaal) opgeladen te worden
• Na het opladen vereist de accu een afkoelperiode van 15 minuten
• Zorg ervoor dat de oplader na het opladen van de stroombron ontkoppeld
wordt en juist wordt opgeborgen
• Laad accu's NOOIT voor langere periodes op en berg accu's NOOIT op
wanneer deze worden opgeladen
• Laad accu's dicht bij de gebruiksperiode op, ideaal gezien de dag ervoor
of op de dag van gebruik
• Accu's kunnen na verloop van tijd stuk raken, individuele cellen breken
wat leidt tot kortsluiting in de accu. De oplader laadt zulke accu's niet op.
Gebruik de andere accu om de werking van de oplader te controleren en
schaf een nieuwe accu aan
• De accucapaciteit vermindert na verloop van tijd. Na 100 laadcyclussen
zal de gebruiksduur en de koppellevering licht verminderen. Deze
verlaging duurt voort tot de minimale capaciteit bereikt wordt na 500
laadcyclussen. Dit is normaal en duidt niet op een foutieve accu
Het bevestigen van een opgeladen accu
1. Schuif de opgeladen accu aan de onderzijde van het handvat in de
behuizing van de machine
2. Duw de accu in de machine tot deze vastklikt
Let op: De accu is enkel op een manier te bevestigen, vastgesteld door de
vorm van de accu en het ontwerp van de behuizing. Forceer de accu niet
wanneer deze niet soepel in de behuizing schuift. Neem de accu uit de
behuizing, controleer de positie en probeer het opnieuw
Het bevestigen van boor bits en accessoires
WAARSCHUWING: Neem de accu van de machine voordat u accessoires
bevestigt, verstelt of verwijdert
WAARSCHUWING: Vergrendel boor bits niet door de voorzijde van de
boorhouder vast te pakken en de machine in te schakelen. Dit resulteert
mogelijk in persoonlijk letsel en kan de boorhouder beschadigen
WAARSCHUWING: Bevestig geen bits met een maximale snelheid, lager
dan de onbelaste snelheid van de machine
1. Open de boorhouder (1) kaken door de kraag linksom te draaien. De
kaken horen naar u toe te wijzen
2. Plaats het accessoire centraal in de boorhouder
3. Vergrendel het accessoire door de kraag rechtsom te draaien
4. Wanneer het accessoire vergrendeld is, schakelt u de machine in om
te controleren of het accessoire recht in de boorhouder zit. Wanneer
het accessoire wiebelt, opent u de boorhouder, controleert u het
accessoire op schade, past u de positie van het accessoire aan, draait
u de boorhouder vast en controleert u het accessoire opnieuw
Draadloze schroefboormachine, 14,4 V
Gebruik
Rotatierichting controle
BELANGRIJK: Wanneer de machine is ingeschakeld mag de rotatierichting
NOOIT veranderd worden
• De rotatierichting kan met behulp van de rotatierichtingsschakelaar (3)
veranderd worden
• Duw de rotatierichting schakelaar naar rechts om de boorhouder linksom
te laten draaien
• Duw de schakelaar naar links om de boorhouder rechtsom te laten
draaien
Let op: Wanneer de schakelaar in het midden staat is de machine
vergrendeld en kan deze niet ingeschakeld worden. Gebruik deze stand als
veiligheidsfunctie om plotse inschakeling van de machine te voorkomen
Koppelregeling en functieselectie
• Deze boormachine is voorzien van een koppel controlewiel (2). Dit
betekent dat het koppel (draaimoment) van de machine te verstellen is
wat het in- en uitdraaien van schroeven zonder risico op schade mogelijk
maakt. De koppeling grijpt in wanneer de maximale koppel is bereikt. De
machine bevat 16 koppelstanden en een boorfunctie
• Een hogere instelling duidt op een hogere verkrijgbare koppel. Selecteer
de juiste koppelstand, passend bij de grootte van de schroef. Na verloop
van tijd raakt u vertrouwd met de koppelinstellingen van de machine
• Het controlewiel is genummerd en bevat tussenin standen, aangegeven
met punten, voor het geven van de volledig 16 standen
• Draai het wiel om de juiste koppelstand te selecteren
• Voor de boorfunctie draait u het wiel naar de boorstand. Deze
vergrendeld de koppeling voor een maximaal verkrijgbare koppel
Het inschakelen van de machine
WAARSCHUWING: Draag te vereiste beschermende uitrusting bij het
instellen en het gebruik van de machine
1. Om de machine te starten knijpt u de trekker schakelaar (6) in
Let op: Wanneer de trekker niet ingeknepen kan worden, controleert u of de
rotatierichting schakelaar (3) niet in de midden positie staat. Dit vergrendelt
de machine
2. De snelheid van de boor wordt bepaald door het inknijpen van de
trekker: hoe dieper de trekker wordt ingeknepen, hoe sneller de boor
draait
3. Laat de trekker los om de machine te stoppen
Let op: Het ingebouwde werklicht brand wanneer de trekker schakelaar
ingeknepen wordt
Schroevendraaierstand
Let op: Maak bij het werken met schroef bits gebruik van een universele bit
houder. Plaats schroef bits niet direct in de boorhouder
• Gebruik de machine bij het indraaien van schroeven NOOIT in de
boorstand. Dit beschermd de motor waardoor de motor niet afslaat
wanneer de schroef volledig is ingedraaid
• Stel de machine te allen tijde in de benodigde koppelstand (zie:
'Koppelcontrole')
Let op: Wanneer u onzeker bent over de juiste koppelinstelling start u met
een lage koppelstand en verhoogt u deze wanneer meer koppel vereist is
(v.b. wanneer de schroef niet ver genoeg in het werkstuk gedreven wordt)
Het boren in hout
• Selecteer de boorstand op het koppel controlewiel (2)
• Zorg dat de boor bits geschikt zijn voor hout, en binnen de maximale
capaciteit van de machine vallen (zie specificaties)
WAARSCHUWING: Inhaleer zaagsel niet. Draag de vereiste
ademhalingsbescherming. Zaagsel is mogelijk giftig
www.silverlinetools.com
37