9. Scherptediepte
• De scherptediepte kan bij benadering
worden bepaald met behulp van de
scherptediepteschaal.
• Gebruik de diafragmeerknop van het
objectief of de scherptedieptecontrole
van de camera (diafragmeerknop) (op
de D3-camera of D300-camera), om de
scherptediepte te controleren terwijl u
door de zoeker van de camera kijkt.
• Zie p. 248 voor meer informatie.
Opmerking: Wanneer het objectief
getilt is, kunnen de
scherptediepteschaal en de afstandsschaal niet meer
gebruikt worden. (Beide schalen kunnen wel gebruikt
worden wanneer het objectief alleen geshift is.)
10. Scherpstelling bij een voorafbepaalde
reproductieverhouding
De reproductieverhouding is de verhouding tussen het
beeldformaat op film en het werkelijke formaat van het onderwerp.
Als het beeld op het matglas bijvoorbeeld een vijfde van de
werkelijke grootte heeft, dan is de reproductieverhouding 1:5.
Zie de tabel op pagina 248 om de juiste reproductieverhouding
voor iedere scherpstelafstand te vinden.
11. Opmerkingen bij close-upfotografie en duplicatiewerk
Bewegende camera
De PC-E Micro NIKKOR 45mm f/2.8D ED biedt zulke sterke
beeldvergroting dat zelfs de kleinste beweging tijdens de opname
het beeld troebel kan maken. Zorg dat de camera op een
driepootstatief staat en gebruik een kabelontspanner of
afstandsbedieningskabel om de ontspanknop te bedienen.
Korte werkafstand
Bij hoge reproductieverhoudingen met close-upopnames, is de
scherptediepte zeer klein. Om de scherptediepte te vergroten,
diafragmeert u de lens en plaatst u de camera daarna voorzichtig
neer om te zorgen dat het belangrijkste oppervlak van het
onderwerp zich in hetzelfde gebied bevindt als de scherpstelling.
Scherptediepteschaal
Afstandsindexlijn
Afb. 11
Nl
137