Hoofdsteun
De hoogte van de hoofdsteun moet worden aangepast aan de hoogte van het
kind (zie afb. 11).
A – Te hoog
Om de hoogte van de hoofdsteun te wijzigen, pakt u de verstelhendel (M) vast en
stelt u de gewenste hoogte in. Als het proces is voltooid, zorg er dan voor dat de
hoofdsteun goed is verankerd in zijn positie, probeer hem op en neer te bewegen.
Reductie inlegstuk
Als uw kind meer ruimte in het stoeltje nodig heeft, trek dan het inlegstukje eruit.
Montage
Groep I
Kind beveiligd met
veiligheidsgordels van
het stoeltje
Autostoeltje met
rugleuning
Groep I
Kinderen in deze groep moeten met veiligheidsgordels worden vastgemaakt.
1.
Plaats het stoeltje op de bank van de auto (afb. 6a).
2.
Trek het gordelslot van de auto door de geleider (O) naar de achterkant van
het stoeltje en trek het vervolgens naar voren door de tweede geleider (O)
(zie afb. 6e, 6f).
3.
Zorg ervoor dat de schoudergordel niet door de geleider in de hoofdsteun
(C) gaat (afb. 6c, 6d).
4.
De bekkengordel moet onder de armleuning lopen (afb. 6b).
5.
Maak de autogordels vast (afb. 6g).
6.
Duw het stoeltje stevig in de richting van de bank van de auto.
7.
De autogordels die het stoeltje vasthouden moeten strak zitten. Trek de
gordels aan om ze aan te spannen (afb. 6h – 6j).
B – Te laag
Groep II
Kind beveiligd met
autogordels
Zitting met of zonder
rugleuning (afhankelijk
van de lengte van het
kind)
‑ 61 ‑
C – OK
Groep III
Kind beveiligd met
autogordels
Stoeltje zonder
rugleuning (alleen basis)
NL