Druk voor het verwijderen van het accupak-
ket op de ontgrendelknop van de accu en
trek het accupakket er gelijktijdig uit.
Laserstraal
8.5
Waarschuwing! Laserstraling! Volg de
veiligheidsvoorschriften op! Laserklasse
2. De laserstraal wordt gebruikt voor het
weergeven van de positie van de zaags-
nede. Dan kan deze worden in- of uitgescha-
keld met de schakelaar (14) op de boven-
kant van de zaagmachine.
Ledwerklamp
8.6
Voor extra verlichting van het werkstuk
heeft de zaagmachine een ingebouwde
LED-werklamp. Dan kan deze worden in- of
uitgeschakeld met de schakelaar (15) op de
bovenkant van de zaagmachine.
Instellen van de hoek van de
8.7
zaagsneden
Waarschuwing! Denk eraan om te controle-
ren of de accu is verwijderd alvorens de
instellingen te veranderen, om te voorko-
men dat de machine onbedoeld start.
Maak altijd testzaagsneden na het instellen
van de zaaghoeken.
Instellen van de verstekhoek
8.8
De verstekhoek is links/rechts traploos
instelbaar tussen 0° en 45°. Draai om de
verstekhoek in te stellen de verstekvergren-
delingsknop (5) los. Verdraai de tafel en stel
de gewenste verstekhoek in met de verstek-
hoekindicator (23). Draai de verstekvergren-
delingsknop (5) vast.
Instellen van de afschuiningshoek
8.9
De afschuiningshoek is traploos instelbaar
tussen 0° en 45°. Draai om de afschuinings-
hoek in te stellen de afschuiningsvergrende-
lingsknop (9) los. Kantel het zaagblad in de
gewenste afschuiningshoek met de afschui-
ningsvergrendelingsknop(8). Draai de
afschuiningsvergrendelingsknop weer (9)
vast.
Instellen van de zaagdiepte
8.10
Indien gewenst kan de zaagdiepte worden
aangepast. Zet hiervoor de schuifvergren-
deling naar voren, zodat de diepteaanslag-
schroef (12) deze raakt wanneer de zaag
omlaag wordt gedrukt. Draai de borgmoer
los op de diepte van de diepteaanslag-
schroef (12). Breng de zaag naar beneden
naar de gewenste zaagdiepte. Stel de
schroef omhoog of omlaag tot de gewenste
zaagdiepte is bereikt. Draai de borgmoer
weer vast op de diepte van de diepte-instel-
ling (12).
9. Gebruik
Zagen
9.1
Zorg ervoor dat een accu van 4,0 Ah wordt
opgeladen en juist wordt geplaatst.
Zet het werkstuk vast met de klem (4). Blijf
uit de buur van het draaiende zaagblad.
Zorg ervoor dat het zaagblad geen van de
stuitplaten kan raken en stel de stuitplaten
indien nodig af.
Als u van plan bent om een gebogen werk-
stuk te zagen, zorg er dan voor dat het werk-
stuk niet buigt tegen de stuitplaat. (Zie
Afb. C.) Zorg ervoor dat er geen openingen
ontstaan tussen het werkstuk, de stuitplaat
en de voetplaat.
Lange werkstukken moeten op gepast wijze
worden ondersteund, bijv. op een steun die
van rollers is voorzien. Vermijd het vasthou-
den of geleiden van werkstukken op een
manier die uw balans in gevaar brengt.
Druk om te zagen op een van de veilig-
heidspallen (16) en druk dan op de aan-/
uitschakelaar (17). Laat het zaagblad volle-
dig op toeren komen voordat u de zaagkop
voorzichtig naar beneden duwt. Als de
machine volledig op toeren is, duw dan het
bovenste deel van de zaag aan de hand-
greep omlaag. Zaag indien mogelijk altijd
met een enkele, gelijkmatige beweging door
het werkstuk. Het bovenste deel kan door
onregelmatig gevormde werkstukken onver-
wacht terugslaan; houd daarom de hand-
greep stevig vast. Laat de aan-/uitschake-
laar (17) los om de zaag te stoppen.
Samengestelde zaagsneden
9.2
Er kunnen samengestelde zaagsneden
worden gemaakt door gelijktijdig iedere
willekeurige combinatie van afkorting,
schuine hoek en zaagdiepte in te stellen.
Invalzaagsneden
9.3
Waarschuwing! Zorg er vóór het zagen voor
dat het werkstuk stevig is vastgeklemd op
de voetplaat en tegen de achterste stuit-
plaat (20) steunt.
Nederlands
35