Beveiliging tegen te ver ontladen
Deze beveiliging treedt in werking wanneer de reste-
rende acculading laag wordt. In die situatie verwijdert u
de accu vanaf het gereedschap en laadt u de accu op.
De resterende acculading
controleren
Afhankelijk van het land
► Fig.3: 1. Knop 2. Accu-indicatorlampje
Terwijl het gereedschap stilstaat, drukt u op de knop op
het bedieningspaneel. De resterende acculading wordt
aangegeven op de accu-indicator.
De resterende acculading wordt aangegeven zoals in
de onderstaande tabel.
Toestand van accu-indicator
OPMERKING: Stop altijd het gereedschap voordat u
de resterende acculading controleert.
De trekkerschakelaar gebruiken
► Fig.4: 1. Trekkerschakelaar
LET OP:
Alvorens de accu in het gereed-
schap te plaatsen, moet u altijd controleren of de
trekkerschakelaar goed werkt en bij het loslaten
terugkeert naar de stand "OFF".
Om het gereedschap te starten, knijpt u gewoon de
trekkerschakelaar in. Hoe harder u de trekkerscha-
kelaar inknijpt, hoe sneller het gereedschap draait.
Laat de trekkerschakelaar los om het gereedschap te
stoppen.
De lamp op de voorkant gebruiken
► Fig.5: 1. Lamp
LET OP:
Kijk niet direct in het lamplicht of in
de lichtbron.
Knijp de trekkerschakelaar in om de lamp in te schake-
len. De lamp blijft branden zo lang de trekkerschakelaar
wordt ingeknepen. Ongeveer 10 seconden nadat u de
trekkerschakelaar hebt losgelaten, gaat de lamp uit.
OPMERKING: Gebruik een droge doek om vuil van
de lens van de lamp af te vegen. Wees voorzichtig
dat u de lens van de lamp niet bekrast omdat dan de
verlichting minder wordt.
Resterende acculading
50% tot 100%
20% tot 50%
0% tot 20%
40 NEDERLANDS
De omkeerschakelaar bedienen
► Fig.6: 1. Omkeerschakelaar
LET OP:
Controleer altijd de draairichting
alvorens het gereedschap te starten.
LET OP:
Verander de stand van de omkeerschake-
laar alleen nadat het gereedschap volledig tot stilstand is
gekomen. Als u de draairichting verandert terwijl het gereed-
schap nog draait, kan het gereedschap beschadigd raken.
LET OP:
Zet de omkeerschakelaar altijd in de neu-
trale stand wanneer u het gereedschap niet gebruikt.
Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor het
veranderen van de draairichting. Druk de omkeerscha-
kelaar in vanaf kant A voor de draairichting rechtsom, of
vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de neutrale
stand staat, kan de trekkerschakelaar niet worden
ingeknepen.
Snelheidskeuze
► Fig.7: 1. Snelheidskeuzeknop
LET OP:
Zet de snelheidskeuzeknop altijd
volledig in de juiste stand. Als u het gereedschap
gebruikt met de snelheidskeuzeknop halverwege
tussen de standen "1" en "2", kan het gereedschap
beschadigd worden.
LET OP:
Verander de instelling van de snel-
heidskeuzeknop niet terwijl het gereedschap
draait. Dat kan het gereedschap beschadigen.
Afgebeeld
Snelheid
nummer
1
Laag
2
Hoog
Om de snelheid te veranderen, schakelt u eerst het gereed-
schap uit en verschuift u vervolgens de snelheidskeuzeknop
naar de stand "2" voor een hoge snelheid of de stand "1" voor
een lage snelheid. Verzeker u ervan dat de snelheidskeu-
zeknop in de juiste stand staat voordat u het gereedschap
bedient. Gebruik de juiste snelheid voor uw werkzaamheden.
De werkingsfunctie kiezen
LET OP:
Zorg dat de ring precies staat inge-
steld op de gewenste functiemarkering. Als u het
gereedschap gebruikt met de ring halverwege
tussen de functiemarkeringen, kan het gereed-
schap beschadigd worden.
► Fig.8: 1. Werkingsfunctiekeuzering 2. Markering
3. Pijlteken
Dit gereedschap heeft drie werkingsfuncties.
•
Boorfunctie (alleen draaien)
•
Klopboorfunctie (draaien met kloppen)
•
Schroevendraaierfunctie (draaien met
koppeling)
Selecteer een functie die geschikt is voor uw
werk. Draai de werkingsfunctiekeuzering en lijn de
gewenste markering uit met het pijlteken op het
gereedschapshuis.
Koppel
Toepassing
Hoog
Zware belasting
Laag
Lichte belasting