Aesculap
Hoogfrequentie chirurgisch apparaat GN060
4.5
Bescherming tegen verkeerde dosering
Zelftest van de microprocessor
Omdat een foutvrije functie van de microprocessor een voorwaarde voor
het onberispelijk werken van het HF-apparaat en de hele stuur- en bewa-
kingsfuncties is, wordt er elke keer na het inschakelen van het HF-appa-
raat een zogenaamde zelftest uitgevoerd. Deze test omvat een CVE-,
RAM-, EPROM- en Watchdog-test.
Bewaking van het programmaverloop
Om het juiste chronologische programmaverloop te bewaken, beschikt het
HF-apparaat over een Watchdog-timer, die tijdens het normale program-
maverloop met regelmatige tussenpozen getriggerd moet worden. Als het
triggersignaal langer dan 10 ms uitblijft, wordt de activering van de HF-
uitgang via onafhankelijke controlehardware geblokkeerd.
Bewaking van de dosis
Terwijl de HF-uitgang geactiveerd is, worden de werkelijke waarden van
de voor het toegepaste vermogen doorslaggevende parameters (spanning
en schakelverhouding) doorlopend geregistreerd en met de overeenkom-
stige ingestelde waarden vergeleken. Als er bij de vergelijking van deze
waarden een fout wordt gedetecteerd, wordt de HF-uitgang onmiddellijk
via verscheidene kanalen geblokkeerd. Afhankelijk van de steeds waarge-
nomen fout wordt ook de betreffende foutcode in het display weergege-
ven.
Verder werken is dan pas weer mogelijk nadat het HF-apparaat is uit- en
opnieuw ingeschakeld.
Bewaking van de RAM-waarden
De via het folietoetsenbord ingevoerde instelwaarden (dosis, bedrijfs- en
activeringswijze) worden dubbel in het RAM-geheugen opgeslagen en
doorlopend gecontroleerd. De betreffende waarden moeten daarbij gelijk
zijn en in het toelaatbare waardebereik liggen.
Bewaking van de geheugenwaarden
De bij de opgeslagen dosiswaarden behorende instelwaarden (dosis en
modus) worden dubbel in een niet vluchtig geheugen (EEPROM) opgesla-
gen en bij oproep uit het geheugen gecontroleerd. De betreffende waarden
moeten daarbij gelijk zijn en in het toelaatbare waardebereik liggen.
120
®
5.
Gevalideerd reinigings- en desinfectie-
proces
5.1
Algemene veiligheidsrichtlijnen
Opmerking
Voer de reiniging en sterilisatie uit in overeenstemming met de nationale
wettelijke voorschriften, nationale en internationale normen en richtlijnen
en de eigen hygiënische voorschriften.
Opmerking
Bij patiënten die zeker of vermoedelijk aan de ziekte van Creutzfeldt-Jakob
(CJ) of mogelijke varianten van deze aandoening lijden, moeten de natio-
nale voorschriften voor de reiniging en sterilisatie van de producten wor-
den nageleefd.
Opmerking
Machinale reiniging en desinfectie verdienen de voorkeur boven handma-
tige reiniging met het oog op een beter en veiliger reinigingsresultaat.
Opmerking
Wij wijzen erop dat een succesvolle reiniging en desinfectie van dit medi-
sche hulpmiddel uitsluitend kan worden gegarandeerd na een vooraf-
gaande validatie van het reinigings- en desinfectieproces. Hiervoor is de
gebruiker/het reinigingspersoneel verantwoordelijk.
Voor de validering werden de aanbevolen chemische middelen gebruikt.
Opmerking
Indien geen afsluitende sterilisatie plaatsvindt, moet een viricide desinfec-
tiemiddel worden gebruikt.
Opmerking
Actuele informatie over reiniging en desinfectie en over materiaalcompa-
tibiliteit
vindt
u
ook
www.extranet.bbraun.com
Het gevalideerde stoomsterilisatieproces werd in het Aesculap-steriele-
containersysteem uitgevoerd.
op
het
Aesculap
extranet
onder