5.
Hanteer het gereedschap met de hoogstmoge-
lijke zorg en aandacht.
6.
Gebruik het gereedschap nooit na het gebruik van
alcohol of drugs, of wanneer u zich moe of ziek voelt.
7.
Probeer nooit het gereedschap te wijzigen.
8.
Gebruik het gereedschap niet bij slechte
weersomstandigheden, met name wanneer de
kans op bliksem bestaat. Dit verkleint de kans
om door de bliksem getroffen te worden.
Het gebruik van het gereedschap kan landelijk
9.
gereglementeerd zijn. Houd u aan de regelge-
ving zoals die in uw land geldt voor het hante-
ren van het gereedschap.
Persoonlijke-beschermingsmiddelen
1.
Draag een veiligheidshelm, een veiligheidsbril en
veiligheidshandschoenen om uzelf te beschermen
tegen rondvliegend afval en vallende voorwerpen.
2.
Draag gehoorbescherming, zoals oorkappen,
om gehoorschade te voorkomen.
Draag geschikte kleding en schoenen waar-
3.
mee veilig kan worden gewerkt, zoals een
werkoverall en stevige schoenen met antis-
lipzolen. Draag geen loshangende kleding of
sieraden. Loshangende kleding, sieraden en lang
haar kunnen verstrikt raken in bewegende delen.
4.
Draag altijd veiligheidshandschoenen wanneer
u de zaagketting hanteert of de kettingspan-
ning instelt. De zaagketting kan flinke snijwonden
veroorzaken in blote handen.
Veiligheid op de werkplek
1.
Houd het gereedschap ten minste 15 meter
uit de buurt van hoogspanningsleidingen en
communicatiekabels (inclusief de boomtakken
die ze aanraken). Als u een hoogspanningslei-
ding nadert of aanraakt met het gereedschap,
kan dat leiden tot de dood of ernstig letsel. Kijk
of er hoogspanningsleidingen of schrikdraada-
frasteringen in de buurt van het werkgebied
zijn voordat u met de werkzaamheden begint.
2.
Bedien het gereedschap alleen bij goed zicht en daglicht.
Bedien het gereedschap niet in het donker of in mist.
3.
Tijdens het gebruik mag u nooit op een insta-
biele of gladde ondergrond of op een steile
helling staan. Let in de winter op ijs en sneeuw,
en zorg er altijd voor dat u stevig staat.
4.
Houd tijdens het gebruik omstanders en die-
ren ten minste 15 meter uit de buurt van het
gereedschap. Zet het gereedschap uit zodra
iemand dichterbij komt.
5.
Als u met twee of meer mensen werkt, houdt u ten
minste 15 meter of meer afstand tussen elkaar, en
zorg dat een leidinggevende aanwezig is.
6.
Onderzoek het werkgebied op draadafrasterin-
gen, muren en andere massieve voorwerpen
voordat u met de werkzaamheden begint. Zij
kunnen de zaagketting beschadigen.
Voorbereidingen
Alvorens het gereedschap te monteren of af
1.
te stellen, schakelt u het gereedschap uit en
verwijdert u de accu.
2.
Trek altijd veiligheidshandschoenen aan
voordat u de zaagketting hanteert of de ket-
tingspanning instelt.
3.
Voordat u het gereedschap start, inspecteert
u het gereedschap op beschadigingen, losse
bouten/moeren en verkeerde montage. Als de
zaagketting bot is, slijpt u hem. Als de zaagket-
ting verbogen of beschadigd is, vervangt u hem.
Controleer of alle bedieningshendels en -scha-
kelaars gemakkelijk kunnen worden bediend.
Maak de handgrepen schoon en droog.
4.
Probeer nooit het gereedschap te starten als
het gereedschap beschadigd of niet volle-
dig gemonteerd is. Anders kan ernstig letsel
ontstaan.
5.
Stel het schouderdraagstel af op de lichaams-
grootte van de gebruiker.
6.
Stel de kettingspanning correct in. Vul zo
nodig kettingolie bij.
Het gereedschap starten
1.
Draag de persoonlijke-beschermingsmiddelen
voordat u het gereedschap start.
Voordat u het gereedschap start, verzekert u
2.
zich ervan dat zich geen personen of dieren
binnen het werkgebied bevinden.
Wanneer u een accu aanbrengt, houdt u de
3.
zaagketting en het zaagblad uit de buurt van
uw lichaam en andere voorwerpen, inclusief
de grond. De zaagketting kan gaan bewegen bij
het starten en kan ernstig letsel of schade aan de
zaagketting en/of eigendommen veroorzaken.
4.
Plaats het gereedschap op een stevige onder-
grond. Zorg ervoor dat u een goede balans
hebt en dat u stevig staat.
Bediening
1.
In geval van nood zet u het gereedschap
onmiddellijk uit.
2.
Als u tijdens het gebruik een ongebruikelijke
situatie opmerkt (bijvoorbeeld geluid of trillin-
gen), schakelt u het gereedschap uit. Gebruik
het gereedschap niet meer totdat de oorzaak is
opgespoord en verholpen.
3.
De zaagketting blijft gedurende een korte tijd
doordraaien nadat het gereedschap is uitgescha-
keld. Raak de zaagketting niet onmiddellijk aan.
4.
Gebruik tijdens het werk het schouderdraag-
stel. Houd het gereedschap stevig tegen uw
rechterzij.
5.
Houd de voorhandgreep met uw linkerhand
vast, en houd de achterhandgreep met uw
rechterhand vast, ongeacht of u links- of
rechtshandig bent. Vouw uw vingers en dui-
men om de handgrepen.
6.
Houd het gereedschap alleen vast aan de
geïsoleerde vlakken omdat de zaagketting met
verborgen bedrading in aanraking kan komen.
Wanneer de zaagketting in aanraking komt met
onder spanning staande draden, zullen de niet-ge-
isoleerde metalen delen van snoeischaar met ver-
lengd bereik onder spanning komen te staan zodat
de gebruiker een elektrische schok kan krijgen.
7.
Probeer nooit het apparaat met één hand te
bedienen. Als u de controle over het gereed-
schap verliest, kan dat leiden tot ernstig of
fataal letsel. Om de kans op letsel te verklei-
nen, houdt u uw handen en voeten uit de buurt
van de zaagketting.
70 NEDERLANDS