De Boorinstallatie Verankeren
Verankering in beton d.m.v. geleidepinnen
Bevestiging d.m.v. de snelsteuneenheid
Om
de
boorinstallatie
snelsteuneenheid, moet de afstand tot de tegenoverstaande muur
tussen 1,7 m en 3 m zijn.
▪ Markeer de positie van de boorgaten
voor bevestiging op het te boren
oppervlak.
▪ Boor een gat (Ø 16) 50 mm diep (A)
waarin de geleidepin M12 (B) zal
worden geplaatst; steek de geleidepin
erin en zet het vast met de
geleidepinsleutel (C).
▪ Schroef de snelklemschroef (D) in de
geleidepin.
▪ Installeer de boorinstallatie.
▪ Bevestig de sluitring (E) en uiteindelijk
de
snelklemschroef (D).
▪ Draai de moer (F) vast met een sleutel
SW 27.
▪ Vóór en na het vastdraaien van de
moer (F), dient u de 4 afstelbare
schroeven af te stellen om de installatie
op het oppervlak aan te passen.
vast
Plaats de boorinstallatie op de gewenste plek. Plaats de
snelsteuneenheid
ondersteuning op de basis van de installatie. Bevestig
de boorinstallatie door de arm (G) rechtsom te draaien.
Zet het vast in positie d.m.v. de daarvoor bestemde bout
(H).
Voor metselwerk moeten
metselwerk-Geleidepinnen
worden gebruikt.
bevestigingsmoer
Controleer of de boorinstallatie
stevig en veilig is geïnstalleerd.
te
kunnen
zo
dicht
mogelijk
65
(F)
op
zetten
d.m.v.
achter
de
de
de