Meten van de kenmerken van
de versterker en corrigeren
van de uitgave daarvan
Om de audio-uitgave te optimaliseren, kunt u de versterker-
karakteristieken meten en de uitgave daarvan corrigeren als
de versterker met de luidsprekers verbonden is.
≥ Zet de luidsprekerkeuzeschakelaar op een positie die
overeenkomt met de verbonden luidsprekers. (
Tijdens meting uitgezonden testtoon
Om de nauwkeurigheid van de meting te verzekeren, laten
de luidsprekers met regelmatige tussenpozen een
testtoon klinken. (gedurende ongeveer 4 minuten)
Het is niet mogelijk het volume van de uitgevoerde audio
te veranderen terwijl de meting bezig is.
1
Druk de on-/off-knop van dit toestel op
[
].
≥ Het power-controlelampje zal blauw branden.
2
Houd [LAPC] ingedrukt tot het LAPC-
controlelampje op dit toestel begint te
knipperen.
≥ Dit toestel zal het meten van de kenmerken van de
versterker starten. Controleer of een testtoon uit zowel
de linker als de rechter luidsprekers komt.
– Als u op [LAPC] drukt, aan de luidsprekerkeuzeknop draait
of andere bedieningsorganen gebruikt terwijl de meting in
uitvoering is, zal die geannuleerd worden. Het LAPC-
controlelampje op dit toestel zal uit gaan.
≥ Als de meting voltooid is, zal de correctie van de
versterker-uitgang automatisch ingeschakeld worden.
Het LAPC-controlelampje op dit toestel zal branden.
∫ In-/uitschakelen van de
uitgangscorrectiefunctie
Druk op [LAPC].
Elke keer dat u op de knop drukt:
LAPC-controlelampje brandt
LAPC-controlelampje gaat uit
≥ Als de SU-R1 via de systeembedieningsfunctie verbonden is, kunt
u de bediening met de afstandsbediening van de SU-R1
uitvoeren.
≥ De instelling van de uitgangscorrectie wordt afzonderlijk op iedere
aansluitoptie van de luidspreker toegepast (A/B/A+B).
≥ Al naargelang het type aangesloten luidsprekers, zal het effect van
de uitgangscorrectiefunctie minimaal zijn.
≥ De gecorrigeerde uitgave blijft van kracht tot u de karakteristieken
opnieuw meet. Als u andere luidsprekers gebruikt, moet de meting
overgedaan worden.
rechts)
Aan
Uit
Bediening
1
Druk de on-/off-knop van dit toestel op
[
].
≥ Het power-controlelampje zal blauw branden.
2
Draai aan de ingangskeuzeknop.
Selecteer een afspeelapparaat en een gain-waarde.
Selecteer een optimale instelling
ANALOG (dB)
voor het aangesloten apparaat.
(s30/s20/s10/0)
(
Selecteer deze instelling
wanneer u de
DIGITAL
systeembedieningsfunctie
gebruikt.
3
Draai aan de luidsprekerkeuzeknop.
Selecteer de luidsprekeraansluitingen via welke de audio
uitgegeven zal worden.
OFF
Geeft geen audio uit.
Geeft audio uit de luidsprekers
A
uit die op de A-aansluitingen
aangesloten zijn.
Geeft audio uit de luidsprekers
B
uit die op de B-aansluitingen
aangesloten zijn.
Geeft audio uit de luidsprekers
A+B
uit die op de A en B-
aansluitingen aangesloten zijn.
4
Bedien het apparaat dat voor het afspelen
gebruikt wordt.
Instelling van ingangskeuzeknop tijdens analoge
invoer
≥ Zet de waarde voor een normale werking op [0].
≥ Om met lage volumeniveaus af te spelen, verlaagt u
de gain-waarde van dit toestel door de
ingangskeuzeknop op [-30], [-20] of [-10] van
[ANALOG (dB)] te zetten. Hierdoor zullen fouten van
de analoog/digitaalomzetting die in dit toestel
optreden geminimaliseerd worden.
onder)
(85)
13