MONTAGE
OPMERKING: Illustraties en pictogrammen
beginnen op pagina 2.
Instructies bij het uitpakken
De maaier werd in de fabriek geassembleerd.
Toen de maaier verpakt werd in de doos, werd
de hendel in de opslagstand gelegd. Om de hen-
del in de gebruiksstand te plaatsen, moet u de
onderstaande stappen uitvoeren:
1. (Figuur 1) Haal de maaier uit de doos.
2. Plaats de onderste hendel (1) in de ge-
bruiksstand. Zorg dat de onderste hendel
(1) tussen de uitsteeksels (2) vast komt te
zitten.
3. Plaats de bovenste hendel (3) in de ge-
bruiksstand. Draai de knoppen (4) aan.
WAARSCHUWING: Pas op als u de hendel
omhoog of omlaag beweegt. Voorkom dat
de kabels beschadigd worden. Een ge-
knikte kabel zal niet goed werken. Ver-
vang geknikte of beschadigde kabels
voordat u de machine gaat gebruiken.
4. (Figuur 7) Trek de motorstophendel (1)
aan.
5. (Figuur 2) Om de greep van het startkoord
(1) aan de koordgeleider (2) vast te maken,
moet u het koord door de koordgeleider (2)
trekken. Deze zit gemonteerd aan de rech-
terkant van de hendel.
OPMERKING: Als het niet lukt om de greep
van het startkoord te bevestigen omdat het
koord te kort is, moet u de motorstophendel
tegen de hendel aanhouden. Trek nu lang-
zaam aan het koord.
Aanpassen van de hendelhoogte
(Figuur 3 en Figuur 4) De hendelbeugel (1)
heeft twee standen; een HOGE (3) en een
LAGE (4) stand. In de HOGE (3) stand is de
hendel ongeveer 10 cm hoger.
1. (Figuur 1) Verwijder de vleugelmoeren (6)
en bouten van de rechter en linker hendel-
beugels (2).
2. (Figuur 3) Om de hendel omhoog te
brengen, moet u de onderste hendel (1) in
de HOGE (3) stand monteren.
3. (Figuur 4) Om de hendel omlaag te brengen,
moet u de onderste hendel (1) in de LAGE
(4) stand monteren.
4. (Figuur 1) Bevestig de onderste hendel (1)
aan de hendelbeugels (2) met de bouten en
de vleugelmoeren (6).
In gereedheid brengen van de motor
OPMERKING: De motor bevat geen OLIE of
BENZINE.
WAARSCHUWING: Zoek in de
handleiding van de motorfabrikant
op welk soort benzine en olie u
moet gebruiken. Gebruik altijd een goedge-
keurde jerrycan. Rook niet tijdens het bij-
vullen van benzine, zet de motor af en laat
deze eerst enige minuten afkoelen. Bijvul-
len van benzine mag nooit in afgesloten
ruimtes gebeuren.
OPMERKING: De werkelijke voortdurende
paardenkracht zal waarschijnlijk lager zijn
door de bedrijfsbeperkingen en omgevings-
factoren.
F-050445L
Zoek in de handleiding van de motorfabrikant op
welk soort benzine en olie u moet gebruiken.
Lees eerst de informatie over veiligheid, bedie-
ning, onderhoud en opslag.
Installatie en verwijdering van de
mulcheraccessoire
WAARSCHUWING: Voordat u de
mulcheraccessoire installeert of
verwijdert, moet u de bougiekabel
lostrekken.
Bij sommige modellen is de mulcheraccessoire
in de fabriek geïnstalleerd. U kunt de maaier
aanpassen van mulcher naar zij-uitworp, door
de plaat te verwijderen.
Een maaier met zijdelingse uitworp kan in een
mulchmaaier worden veranderd door de mulche-
raccessoire als volgt aan te brengen:
1. (Figuur 6) Breng de uitworpkap (1) om-
hoog.
2. Schuif de lip (3) aan de bovenkant van de
geleidplaat (2) onder de rand van de maai-
behuizing.
3. (Figuur 5) Lip (4) aan de onderkant van de
geleidplaat (2) moet eveneens onder de
rand van de maaibehuizing gestoken wor-
den.
4. Laat de uitworpkap (1) zakken.
Tips voor het mulchen
Door te mulchen wordt het gras zeer fijn gesne-
den, zodat het gemakkelijk gerecycled kan wor-
den. Omdat de voedingsstoffen op die manier
naar de bodem teruggevoerd worden, heeft het
gazon minder (kunst)mest nodig. Volg de onder-
staande aanwijzingen om het gazon op de juiste
wijze te mulchen.
G
Het gras moet droog zijn. Nat gras nat is
moeilijk te snijden en vormt kluiten.
G
Het gras mag niet te lang zijn. De maximum
lengte die nog effectief gemaaid kan worden
is 11 cm. Stel de hoogteregelaars zo in dat
alleen de bovenste 33% van het gras wordt
afgesneden.
G
Gras dat langer dan 11cm is moet in twee
keer gemaaid worden. Zet voor de eerste
maaibeurt de hoogteregelaars in de hoogste
stand. Stel ze daarna lager in voor de
tweede maaibeurt.
G
Zorg dat het mes scherp is. Een bot mes
veroorzaakt bruine uiteinden aan het gras.
G
Maak de onderkant van de maaibehuizing
schoon. Gras en rommel kan de goede
werking van de maaier verhinderen.
Als de kwaliteit van het maaien marginaal is,
kunt u het volgende proberen:
G
Stel de hoogteregelaars op een hogere
maaihoogte in.
G
Maai het gras vaker.
G
Gebruik de maaier bij een lagere rijsnelheid.
G
Laat de maaistroken overlappen, in plaats
van telkens een volle strook te maaien.
G
Maai de marginale gebieden nogmaals.
BEDIENING
OPMERKING: Illustraties en pictogrammen
beginnen op pagina 2.
29
Machinestophendel (Figuur 7)
Door de machinestophendel (1) los te laten,
zal de motor en het mes automatisch stoppen.
Om de motor gaande te houden, moet u de ma-
chinestophendel (1) in de gebruiksstand (2)
houden.
Voordat u de motor start, moet u de machines-
tophendel (1) enige keren aantrekken om u er-
van te vergewissen dat de kabel gemakkelijk
beweegt.
Stoppen van de motor (Figuur 7)
Laat de machinestophendel (1) los om de mo-
tor te stoppen. Trek de bougiekabel los om te
voorkomen dat de motor start.
Als de motor niet wil afslaan, moet u een
schroevedraaier tegen de bougie en de koelele-
menten houden. De vonk wordt daardoor geaard
waardoor de motor afslaat. Controleer de machi-
nestopkabel voordat u de motor start. Zorg dat
deze goed bevestigd is. Vervang een beschadig-
de of geknikte stopkabel voordat u de machine
gaat gebruiken.
Voorwielaandrijving (Figuur 8)
De maaier heeft voorwielaandrijving. Bedien de
aandrijving als volgt.
1. Houd de motorstophendel (1) in de OPE-
RATING stand.
2. Duw de aandrijfhendel (2) geheel naar vo-
ren. Laat de aandrijfhendel (2) los als deze
een klik te horen geeft. Het aandrijfsysteem
is nu in werking gesteld.
OPMERKING: Om de motor te stoppen,
moet u de motorstophendel los laten.
3. Laat de motorstophendel (1) geheel los om
de aandrijving te ontkoppelen en de motor af
te laten slaan.
4. Door de motorstophendel (1) ongeveer 5
cm. op te laten komen wordt alleen de aan-
drijving ontkoppeld. De aandrijving zal wor-
den ontkoppeld maar de motor blijft draaien.
WAARSCHUWING: Voor veilig ge-
bruik moet het aandrijfsysteem me-
teen uitschakelen, zodra de aan-
drijfhendel wordt losgelaten. Als het aan-
drijfsysteem niet juist uitschakelt, mag u
de maaier niet gebruiken, totdat deze is in-
gesteld of gerepareerd door een erkend
service center.
Starten van de motor (Figuur 9 en 10)
WAARSCHUWING: Het mes draait
als de motor aan staat.
1. Controleer de olie.
2. Vul de benzine tank met normale ongelode
benzine. Zie het hoofdstuk "In gereedheid
brengen van de motor".
3. Zorg dat de bougiekabel met de bougie ver-
bonden is.
4. Zorg ervoor dat de aandrijfhendel in de DI-
SENGAGE stand staat.
5. (Figuur 9) De benzine inspuitknop (1) be-
vindt zich aan de zijkant van de machine.
Druk vijf keer op de benzine inspuitknop (1)
en wacht twee seconden.
OPMERKING: Gebruik de benzine inspuit-
knop (1) niet om een warme motor te star-
ten.
6. (Figuur 10) Ga achter de maaier staan. Ge-
bruik één hand om de machinestophendel
(1) in de gebruiksstand te houden, zoals aan-
gegeven. Pak met de andere hand de start-
koordknop (2) vast.
NL